Op gelijke hoogte met onze Jan-van-gent

Het aardige van Bempton Cliffs is dat je op gelijke hoogte staat met de vliegende Jan-van-genten. Naar schatting zo’n honderd meter boven de zee loopt een wandelpad met een houten hek. Daarachter de vrijwel loodrechte rotswand die boven de zee uittorent. Juist daar is het domein van duizenden Jan-van-genten. Gezeten op de richels richten ze hun nesten in voor het naderende broedseizoen.

Vanuit het standpunt van de Jan-van-gent heeft het hek geen betekenis. Er is ook geen behoefte om het te passeren. Voor de rots is het bijna energieloos zweven door de opwaartse luchtstroming. Boven de rots betekent het voor de vogel hard werken door de tegenreactie in die stroming. Daarnaast heeft hij er niets te zoeken, geen voedsel, geen juiste plaats om te nestelen.

Beide werelden ontmoeten elkaar bij het hek maar interfereren niet. De vogels nemen de mensen waar alsof ze in een aquarium zitten. De mensen zien de vogels als ware het op een 3D scherm. Geen contact, geen reactie, het schuurt langs elkaar heen. Dichterbij kom het niet.

In Nederland hebben we vergelijkbare situaties zoals de kolonies Kleine mantelmeeuwen in het Rotterdamse havengebied of op Texel de kolonies in Utopia en Wagejot. Eveneens kort benaderbaar alleen ontbreekt de hoogte.

De kolonie op de Brempton cliffs worden nauwkeurig bewaakt en geobserveerd vanuit een mooi bezoekerscentrum van de RSPB. En dat op slechts 40 minuten van de ferry in Hull. Jonge Jvg’s doen er wel 3 maanden over voordat ze uitvliegen, betekent dat er tot in augustus veel te zien is. Aanradertje.


De schoonheid van de Jan-van-gent

Makkelijk scoren met zo’n opname. Volledig bepaald door de schoonheid van deze vogel, recht voor de lens en afdrukken. Geen bewerking. “Natura Artis Magistra” zoals de spreuk van Artis luidt en in dit geval valt er niets meer te verfraaien.

De Jan-van-gent is met het lichaam volledig aangepast aan zijn manier van jagen. Van tientallen meters hoogte wordt in zee gedoken op zoek naar vis, tot ook weer tientallen meters diep. De kop is aangepast om deze klappen op te vangen, zware schedel, sterke nekspieren en extra lucht in het lijf als airbag helpen hem de klap op te vangen. Dat zo’n door functionaliteit bepaalde kop ook zo fraai kan zijn, met als juweel in de kroon het opvallende ronde oog.

Jannen van Gent, (Jan-van-genten) zijn vanaf onze kust gewoon waar te nemen. Soms ook met groepen jagend in de Maasmond. Aan land heeft deze zeevogel buiten broedtijd niets te zoeken, zeker niet aan de vlakke Nederlandse kust. Opstijgen vanaf een vlakke bodem kost hem teveel energie, een rots of klif is een makkelijker vertrekpunt, direct de wind onder de vleugels is wel zo prettig als je niet snel kunt opstarten met een zwaar lijf en onhandige poten.

Schotland en Engeland zijn de “places to be” als het om broeden gaat. En daar waar het in Schotland niet lukte deze soort op redelijke afstand te fotograferen werd dit aardig gecompenseerd door een bezoekje aan de Bempton Cliffs, de laatste middag voor de terugtocht en 40 minuten van de ferry.

U voelt het al: de volgende dagen gaan de Jannen deze site vullen.


De bijna vergeten Bonte kraai

Wat doet een foto van de Bonte kraai op deze site? Kijkcijfers krik je er niet mee op, de jongere lezer zal geen blik van herkenning hebben en menigeen zal de combinatie met het strand niet veronderstellen.

Maar toch, ook dit verhaal moet verteld worden. Zo’n 50 jaar geleden was het normaal dat in de wintermaanden groepjes Bonte kraaien uit het koude noorden afdaalden naar het minder koude Nederland. Zo’n invasie te zien was een attractie.

De Bonte kraai is een variatie van de Zwarte kraai, mogelijk ontstaan door splitsing van kolonies in de IJstijd. Kruisingen zijn nog mogelijk en komen voor in gebieden waar beide broeden. De laatste jaren is de overwintering in Nederland van de Bonte echter een uitzondering geworden. Hooguit nog een enkel individu, groepen komen niet meer voor.

Deze wijziging in de overwinteringstaktiek wordt vooral verklaard uit het wegvallen van vuilstortplaatsen in ons land in tegenstelling tot noordelijker landen waar deze nog wel aanwezig zijn. De Bonte kraai is een opportunist die graag gebruik maakt van deze snackplaatsen.

Groot was mijn verbazing om in Schotland deze vogel gewoon aan te treffen als standvogel en dus ook broedvogel. Had het kunnen weten maar was er niet op voorbereid, te veel aandacht voor de kustvogels. Het laatst dat ik een Bonte had gezien was een paar winters geleden toen een solitaire vogel overwinterde op de Maasvlakte. Ja, op en om het strand. Een favoriete plek voor kraaiachtigen. Een kustvogel is dus niet altijd een witte meeuw.

Terug nu naar Schotland. Een lange wandeling over een bijna onbegaanbaar pad naar een afgelegen vuurtoren had me doen besluiten geen zware camera mee te nemen. Aan het eind op een klif voor de vuurtoren tussen de Noordse stormvogels zaten twee Bonte kraaien. Een fraai nest op een uitstekend deel van de rots, goede afstand, mooie pose, goed licht. Alles aanwezig behalve de camera.

Om toch enige genoegdoening te geven aan deze vergeten vogel hierbij een toevallige opname op een parkeerplaats naast een restaurant. Het blijft tenslotte een snaaier. Niet het gedroomde plaatje, maar wel goed scherp.

Blijf op letten! Af en toe in de wintermaanden kan je hem in Nederland nog zien, misschien.


Zeearend in Schotland

In Nederland is de Zeearend geen bijzonderheid meer, we spreken inmiddels over zo’n 30 broedparen naast rondzwervende niet-volwassen exemplaren. En dat terwijl we 17 jaar geleden nog in afwachting waren van het eerste broedsucces in de Oostvaardersplassen.

De populatie is natuurlijk tot stand gekomen door migratie van vogels uit Denemarken en Noord- Duitsland. Het bestand aldaar ontwikkelde zich zo voorspoedig dat moest worden uitgeweken naar een buurland met voldoende voedselaanbod. En hoewel de nodige rust en ruimte in Nederland misschien minder voorhanden is dat in de genoemde landen gedijen de vogels hier bijzonder goed.

In Schotland waar de omstandigheden ogenschijnlijk ideaal zijn is deze vogel niet natuurlijk teruggekeerd na jaren afwezigheid. Geen dichtbij zijnde “overlopende” landen van waaruit dit makkelijk te realiseren viel. Maar door een consequent volgehouden jarenlang lopend introductie programma is er nu weer een sprake van een zich zelf in stand houdende en groeiende populatie.

Tegen het decor van de bergen en de lochs een schitterende stoffering van het kale, woeste landschap. Op het eiland Skye zijn meerdere broedparen te vinden. Onder aan zijn nest, honderden meters hoger gelegen op de berg naast de inham van de zee was een volwassen exemplaar aan het jagen op vis, een voor de hand liggende prooi in dit gebied. Bij toeval lukte het een geslaagde “catch” vast te leggen. Of beter gezegd: juist niet. De opname is een seconde genomen na het beslissende moment waarbij de arend met de vis in zijn klauwen wegvliegt. Volgende keer beter.


Noordse stern, de ultra lange afstandsvlieger

Aan de zuidkant van Handa Island op het strandje waarvan de rib boot vertrok om de bezoekers naar de wal te brengen vlogen ze boven ons hoofd: Noordse sterns. Als ware luchtacrobaten wentelden en doken ze met een snelheid die vrijwel onnavolgbaar was voor de man achter de camera. Hun bijnaam van zeezwaluw eer aandoend. Volgens de locale natuurwacht waren ze zojuist gearriveerd uit Antarctica.

Ze lijken erg op Visdiefjes, de boekjes geven de verschillen keurig weer. De Noordse stern (Arctic tern) heeft kortere poten, langere staartveren en een kortere nek dan de Visdief (Common tern). Met als toefje op de taart: het zwarte puntje aan het eind van de snavel ontbreekt daar waar het bij de Visdief aanwezig is. Maar soms gaat dit niet op en heeft de Noordse wel en een Visdief af en toe niet een zwart puntje. U voelt het al: hiermee gaan we de oorlog niet winnen. Maar ter geruststelling, heb je eenmaal een groepje Noordse zien capriolen, dan vergis je je niet meer. Een niveautje hoger in de luchtacrobatiek. Een bijzonder detail: de Noordse duikt getrapt. Tijdens de duikvlucht houdt hij even in om in de tweede fase nog gerichter te kunnen aanvallen. Of zijn successcore beter is hierdoor weet ik niet. De Visdief komt nogal eens met lege bek boven.

U las het al: de vogels waren zojuist gearriveerd uit Antarctica, waarmee deze soort de verst trekkende trekvogel is. De vogelbescherming vertelt op haar site over een in Nederland gezenderd exemplaar die zo’n 90.000 kilometer wegzette in 1 jaar tijd. Een record, bedenk wel dat een retourtje Antarctica al 40-50.000 km bedraagt.


Noordse stormvogels

Altijd leuk: Noordse stormvogels. In Nederland alleen voor de kust waar te nemen, soms op het strand maar dan dood aangespoeld! Slachtoffer van plastic dat in de maag gevonden wordt, plastic opgepikt uit de zee in de veronderstelling dat het om eetbaar materiaal gaat, maar dat helaas geen glinsterende stukjes vis blijkt te zijn.

Deze vogel broedt op de richels van steile rotsen in Ierland, Groot-Brittanniƫ, IJsland en Noorwegen. Zo steil mogelijk, is de helling te glooiend dat verliest de vogel zijn interesse. Gewoon van de richel meteen in het diepe duiken en vliegen, van lopen moet hij het niet hebben.

Als echte zeevogel wordt ook op zee gedronken, het overtollige zout wordt door een klier uit het lichaam gefilterd en via een buisje op de neus afgescheiden, hier duidelijk zichtbaar.

De Noordse stormvogel beschikt over een uitzonderlijk goed reukvermogen, bijzonder voor vogels. Op kilometers afstand is hij in staat visolie te ruiken, hetgeen hem in staat stelt drijvende kadavers van dode vissen en zeezoogdieren op te sporen.

De Grote jager broedt om de hoek en is niet te beroerd om een nestje leeg te roven. Vanaf zeer jonge leeftijd is de Noordse stormvogel echter in staat om een maagsap uit te spuwen naar belagers met het gevolg dat bij een voltreffer deze een beschadigd verenkleed oploopt. Te vergelijken met het effect van stookolie op de veren. Vreedzaam samenleven kan met wederzijds begrip maar soms is ondersteuning van afschrikwekkende verdedigingsmiddelen effectiever.


Grote jager

Geen verenkleed dat je verwacht bij een zee-en kustvogel. De frisse kleuren ontbreken. Een ondefinieerbaar bruin kleed, zwaar en massief lichaam, een niet al te innemende kop, de afmetingen van een Zilvermeeuw : de Grote jager. Indrukwekkende rover van eieren, jonge vogels, vissen en voedsel van andere zeevogels. Imponerend als hij boven je vliegt, zelfverzekerd als hij op de grond zit. Deze vogel is gewend uit te delen en niet bereid te incasseren.

Noorwegen, IJsland en het noodwesten van Schotland vormen de broedgebieden in Europa. Wanneer ze eieren of jongen hebben kunnen deze grondbroeders zeer agressief zijn en is het verstandig om je hoofd te beschermen tegen hun aanvallen.

Maar het was nog niet zover in het seizoen en de jagers lieten zich gemakkelijk fotograferen.


De verrassende bek van de Alk

Boven aan mijn shortlist van wensvogels in Schotland stond de Zwarte zeekoet. Niet de Papegaaiduiker of de Jan van Gent, maar de koet en dan de zwarte. Intens zwart met een witte vlek op de vleugel, rode poten en wanneer hij zijn bek open doet een schitterend rode keel. Het droomplaatje: koet met opengesperde bek, staand op een rotsblok en omgeven door een woeste zee . Maar de natuur laat zich niet dwingen.

Wel Zwarte zeekoeten maar te ver af en niet in een pose die maar in de buurt kwam. Deze Alk zorgde voor een bescheiden compensatie. Verborgen in zijn bek zat oranjegeel waar ik geen weet van had. Aardig contrast met het zwart-witte verenkleed dat zoals uit de foto van het vorige berichtje blijkt ook aardig bruin kan zijn.


Alcidae, Alkenfamilie: de Alk

Binnen de Alkenfamilie is de Papegaaiduiker de kleurrijkste. De andere in Schotland broedende soorten zoals Alk, Zeekoet, Zwarte zeekoet zijn vnl zwart-wit getooid met hooguit wat kleur in de bek en soms een rood pootje.

Dit portret van de Alk laat de overeenkomst met de Papegaaiduiker zien in de vorm van de snavel. De kleuren ontbreken. Het bruin in de kop is door de sterke zon overgeaccentueerd, normaal ervaar je zijn kleed als zwart-helderwit. Ondanks dit is met de subtiele witte strepen (kenmerkend voor een volwassen exemplaar) er toch wat fraais van gemaakt. Het oog heeft een minder prominente rol gekregen dan bij neefjes Papegaaiduiker en Zeekoet.


De papegaaiduiker van dichtbij

En soms heb je geluk. Gaven we in een vorig bericht aan dat er betere plaatsen zijn om Papegaaiduikers waar te nemen, landde een paar dagen later dit exemplaar zo dichtbij dat alleen een close-up nog mogelijk was. De opname geeft een goed beeld van de “make-up” van deze clowneske kop.

In het broedseizoen groeien er extra lamellen op de snavel, die daarmee groter en felrood gekleurd wordt. Rond de ogen en op de wang ontstaan blauw- en geelgekeurde hoornachtige lagen. De vergelijking met een geschminkte clown is snel gemaakt. Typisch dat van de Alken de Papegaaiduiker de enige is die zo’n uitbundig gekleurd prachtkleed heeft. In winterkleed ontbreken de felle kleuren en valt de buitenste hoornlaag van de snavel af, of wordt er met de scherpe nagels afgepeuterd. De snavel schijnt ook een koeling te genereren tegen oververhitting tijdens het vliegen. (bron oa www.rootsmagazine.nl)