Kleuren van de lente IX

3 volwassen scholeksters op het strand van Voorne ter hoogte van de Groene Punt. Het lijkt erop dat door de afzetting van de toegangswegen en het hiermee samenhangende geringe aantal wandelaars de vogels minder schuw zijn, ze laten zich makkelijk benaderen. Zij aan de (eb)waterlijn, ik 30 meter verder op de grens van het natte zand en het strand: dat was de de afstand die voor beiden werkbaar was. Zij vlogen niet op en ik had ze fraai voor de lens. In zomerkleed, de meest frisse kleuren van het strand. De witte halsband uit de winter is verdwenen, rode poten en oranje snavel: kenmerken van volwassen exemplaren. Koude noordenwind, strakblauwe lucht, felle zon en 3 scholeksters: meer was niet nodig!


Kleuren van de lente VIII

Zandstrand, zee en vloedlijn roepen geen beelden op van groen. De dominante kleuren hier zijn blauw en grijs van lucht en zee, wit van schuimkoppen en de zachtlichte cremekleur van het zand. Groen begint pas bij de duinen, aangespoeld wier daargelaten. Een zeeman draagt geen groene boswachterstrui en de boswachter geen blauwe jopper. Zo heeft de natuur ons met haar kleuren een code opgelegd die door menig burger gerespecteerd wordt.

10 meter boven de vloedlijn tussen de schelpen echter schiet al dit mooie plantje met frisgroene kleur omhoog: zeewolfsmelk. Zout, zon en wind trotserend. Aan de kust van Voorne en de Delta gewoon, maar noordelijker minder algemeen voorkomend.

De plant voelt zich uitstekend thuis aan de zeereep. Opvallend uiterlijk, mocht men twijfelen: bij het afbreken van een stukje stengel komt een wit melkachtig sap vrij dat giftig is. De herkomst van de naam laat zich makkelijk raden. In de zomermaanden wordt deze plant de waardplant van de schitterende wolfsmelkpijlstaartrups waar we vorig jaar al eerder over schreven en die we deze zomer weer hopen waar te nemen.


Kleuren van de lente VII

Tegen de avond, op de weg terug van een lange vergeefse zoektocht naar strandplevieren bij de Groene Punt kwam ik op het oude Autostrand deze meeuwen tegen. Te gewoon om de verrekijker op te richten liet ik ze voor wat het was: een koppeltje zilvermeeuwen. De gracieuze vorm en het vriendelijke hoofd maakten me aan het twijfelen: het bleek om stormmeeuwen te gaan. In de winter een zeer algemene vogel, bekend van het strand maar ook van het akkerland ( achter de ploegende boer). In de zomer broedend aan de kust met een bescheiden aantal van 3500 paren, voornamelijk in Noord-Nederland.

De adulten in prachtkleed hebben met hun spierwitte, ronde hoofd en donkere oog een vriendelijker uitstraling dan de zilvermeeuw die als koud en kil ervaren wordt. Het lichaam is gracieuzer, de blauwgrijze rug gedistingeerder en om dit af te maken wordt het palet van zwart, wit en blauwgrijs op een zeer subtiele wijze verrijkt met een onwaarschijnlijke kleur grijsgroengeel aan de poten en de snavel. Beauty is in the eye of the beholder, maar over deze beauty valt niet te discussiëren.


Kleuren van de lente VI

Vandaag een poging om deze rubriek te vullen met lentekleuren gefotografeerd binnen 25 meter van de vloedlijn. Het strand lijkt zich te onttrekken aan de heldere voorjaarskleuren en zich te beperken tot het uitgebleekte groen, blauw en grijs maar niets is minder waar. Op zoek naar nestelende strandplevieren stuitte ik op dit mannetje tapuit in prachtkleed tegen de achtergrond van het frisgroene duinstruweel. Voor mij uit vliegend van paal tot paal en steeds te ver om hem lekker op de plaat te krijgen. Er zijn makkere vogeltjes, dekking was niet te vinden en blijkbaar was 30 meter de marge die het diertje hanteerde. Uiteindelijk gelukt om twee acceptabele opnamen “en profil” te maken. Toen was het feest over. Het nog schuwere vrouwtje, wel waargenomen, liet zich niet vastleggen.

Met de tapuit gaat het niet zo florissant in Nederland. Het aantal broedparen is teruggelopen tot ca 300. Er wordt genesteld in konijnenholen of oude boomstronken. De vogel is in ons land wel meer waar te nemen door het aantal doortrekkers van maart tot juni. De Nederlandse broeders vertrekken weer in augustus/september om te overwinteren in de westelijke Sahel. (info Sovon)


Groot en indrukwekkend, maar de dagen zat

Een melding via werklui op de Maasvlakte: “Een groot dier op het strand bij P6!”

Al snel waren we ter plaatse en stonden we oog in oog met een volwassen kegelrob. Met een lengte van 2,50 m en een geschat gewicht van meer dan 200kg een indrukwekkende verschijning! (zie ons YouTube account)

Helaas maakte het dier een vermoeide en zieke indruk. Zag er mager uit en reageerde weinig alert.

Aan het gele kleurmerk en een wond aan zijn snuit konden we zien dat het ging om het dier dat al een paar dagen op het strand had gelegen bij Kijkduin.

Nu dus hier en blijkbaar stervende.

Na overleg is besloten het indrukwekkende dier te blijven observeren en zoveel mogelijk met rust te laten. Ook het publiek is zoveel mogelijk op afstand gehouden.

Uiteindelijk is de oude kegelrob, hier op het strand rustig ingeslapen.

Ook wilde dieren gaan een keertje dood.


Eieren op het strand

Niet alleen onze gevleugelde vrienden leggen eieren. Ook van andere dieren vinden we langs de vloedlijn rond Pasen eieren of de sporen ervan…  Wij hebben er zes verzameld voor je, herken je ze?

1) Eikapsel van de Hondshaai
Deze kleine, slanke haai, legt haar eitjes in de lente en vroege zomer vlakbij de kust. De eikapsels zijn ongeveer 4-6 cm lang (de draden niet meegerekend). Hierin ontwikkelen de embryo’s zich tussen de 5-11 maanden, afhankelijk van de zeetemperatuur. Bij de geboorte zijn de jonge haaitjes 9-10 cm lang en breken ze zich uit dit eikapsel. Lege kapsels spoelen regelmatig, in kluwen van meer, aan langs de hele Nederlandse kust. Soms ook nog met embryo erin.
Lees ook dit bericht eens. 

2) Eieren van de Gevlochten Fuikhoorn
Een échte aaseter, deze kleine zeeslak levend in slikkige, zandige bodems tot 50 meter diepte. Vaak heerlijk ingegraven in het zand, alleen zijn adembuisje steekt er bovenuit. Met zijn ‘enorm goede neus’, ruikt dit weekdier zijn prooi op 30 meter afstand. Het prachtige huisje vinden regelmatig in de aanspoelsels. Deze eikapsels zijn afgezet op zeewier en lege schelpen.

3) Kraagvormige eimassa’s van de Tepelhoorn
De Tepelhoorn is een huisjeszeeslak, die leeft in zandige kustgebieden, vanaf iets beneden de laagwaterlijn tot een diepte van meer dan 100 meter. In het voorjaar en de zomer zetten zij hun eieren af in het Noordzeegebied. Af en toe vind je deze halfronde kraagvormige eimassa’s, bestaande uit aaneengekitte zandkorrels. Na 1-2 maanden komen de eieren uit, waarna de dieren meteen actief gaan rondkruipen. De dieren kunnen 5-10 jaar worden.

4) Wulk eieren
Deze vuistgrote eiermassa’s zijn van de Wulk, een grote zeeslak die in de diepere delen van de noordzee leeft. In de paartijd van oktober tot maart zet de Wulk deze eieeren af op steen en ander hard materiaal op de zeebodem. 

Ieder kapsel bevat meerdere eitjes, van de duizenden eitjes komen uiteindelijk maar tientallen slakjes uit. De larfjes komen pas uit de eitjes als ze een wat groter en steviger huisje hebben. De schelp kan wel 11 centimeter worden, die spoelen ook regelmatig aan. Deze leegstaande panden worden trouwens graag bewoond door heremietkreeften, die wat ruimer willen gaan wonen!

5) eikapsels van een Stekelrog
Dit ‘zeemeerminnentasje’ is het eikapsel van een stekelrog. Deze vis is net als een haai een kraakbeenvis, ze hebben dus geen graten. Stekelroggen leven in onze streken op zand- en slikbodems, zo’n 20 tot 300 meter diep.

Ook de roggen planten zich voor in het voorjaar. De eieren worden inwendig bevrucht waarna er op de zeebodem eierkapsels worden afgezet, waarin steeds één embryo tot ontwikkeling komt. Per jaar zetten de vrouwtjes tussen de 50-150 eikapsels af! Na 4-5 maanden komen de miniroggen van zo’n 10-12 cm grootte ter wereld. Aan de grootte en vorm van de lege eikapsels kun je zien van welk soort ze zijn. Lees ook; Determineer rogeikapsels

6) Glibbervingers! Eieren van een Inktvis
In het voorjaar trekt de gewone pijlinkvis naar de kust om daar hun eieren af te zetten. Deze spoelen wel eens na een storm aan, wij vonden deze eieren eerder op het Maasvlaktestrand.  In de langwerpige, gelatineuze snoeren van ca. 20 cm lang zetten de vrouwtjes doorzichtige 2 mm grote eieren af. Met een steeltje worden deze in trosjes vastgemaakt op een geschikte ondergrond. Afgelopen jaar filmde we deze en zagen de larfjes nog bewegen. Deze tienarmige inktvis kan wel 75 cm lang worden. 


Kleuren van de lente V

Met mijn vorige berichten dreigt het beeld te ontstaan dat je als vogel pas meetelt als je mooie kleuren kunt laten zien, zoniet dan behoor je tot de categorie saai en niet fraai. Om dit te weerleggen laten we nu het licht schijnen op de Krakeend die je hier in de duinen in de meertjes kunt waarnemen. Herinnert u zich nog uw kinderjaren en de kleurdoos?? De felle kleuren waren als eerste op, danwel de punten van die potloden gebroken. Wat resteerde waren de zwarte, grijze en bruine die dan vrijwel ongebruikt op zolder in de vergetelheid raakten. Bij het ontwerp van de Nederlandse vogels is daar anders over gedacht en heeft men de restjes opgemaakt. Met deze grauwe kleuren is een chique vogel met een fraai getekend patroon getoverd waar je U tegen zegt.

Menigeen zal het niet opvallen en het voor de vrouwelijke versie van de wilde eend houden,tot je goed gaat kijken en de verfijnde tekening en de subtiele kleurschakering van dit beestje ontdekt.

Met ca 25.000 broedparen en 70.000 overwinteraars doet de krakeend het goed in Nederland en de aantallen stijgen de laatste decennia alleen maar. Er lijkt een verschuiving gaande te zijn vanuit het Oost-Europa door afname van de geschikte habitat aldaar (Sovon). Let in het veld op de kleine witte spiegel bij mannetje en vrouwtje, de zwarte anaalstreek bij met mannetje en de typisch oranje banen op de snavel bij het vrouwtje. In de vlucht hebben beide een witte onderbuik. Hoezo saai en niet fraai?


Kleuren van de lente IV

Nu eens de blik geworpen op het waterhoen. Waterkip in de volksmond, waarmee het beestje al meteen gepositioneerd wordt als “wel erg gewoontjes”. Onder vogelaars verdien je er ook niet een hogere status mee als je enthousiast vertelt over het waarnemen van een waterhoen. Kortom, mijn verwachting is nu ook niet dat iedere lezer op het puntje van zijn stoel gaat zitten. Daarnaast valt dit beestje buiten de doelgroep van onze Stichting Strand in Zicht, althans volgens mijn meer fundamentalistische collega’s achter deze site. Het beestje is een zoetwaterdiertje en zal je niet aantreffen rond de vloedlijn, zelfs niet met de hoogste springvloed. Maar toch…… in de poeltjes en meren van Voorne’s Duin kan je hem waarnemen en hij is prachtig gekleurd, vandaar dat ik deze site misbruik om een lans te breken voor deze vogel.

De fel roodgekleurde snavel, een toefje geel en dat tegen het zwarte lijf met een achtergrond van groene waterplanten: deze fraaie kleurencombinaties zie je nu in de sloten en poeltjes . Het waterhoen is in Nederland een standvogel met ca 30.000 broedparen. In de winter loopt het aantal op tot wel 90.000 vogels door de komst van de met name de Duitse vogels. Het beestje voelt zich erg thuis in de stedelijke gebieden, in de parken, sloten en vaarten. Heel gewoon, bij iedereen bekend en voorzien van een geuzennaam “waterkip” . Maar hier dan toch in het zonnetje gezet als speciaal.