Gewone slangster

Bij springtij en een paar dagen er na, kan als de westelijke winden geen roet in het eten gooien, het
water erg laag worden. Aan de Brouwersdam kan dan de zeebodem aan de voet van de dam
droogvallen. Op dat moment is er kans om als de meeuwen je niet voor zijn, levende gewone
slangsterren te ontdekken.

Deze tot de stekelhuidigen behorende slangsterren, proberen dan om
van onder het zand uit te komen en maken daarbij prachtige patronen. De dieren leven van
microscopisch kleine voedseldeeltjes en van aas. Zelf staan ze op het menu van vissen en zeevogels.

Tekst en foto’s: Ad Aleman


Zonsondergang

Niels Fledder is vaak op een van onze stranden te vinden met zijn hond en heeft al diverse malen een stranding gemeld.

Deze keer stuurde hij ons een prachtige foto van een bijna gestrande zon op op de horizon.

De bijgevoegde woorden weerspiegelen zijn gemoed:

“Maandagmiddag…., verlaten strand…, windkracht 3…., winterse buien en dan dit zien en het toch warm hebben”.

Dank voor het delen, Niels!


Stoere kerels

We reden net terug na een inzet voor een gewonde zeehond toen we ze zagen sjouwen.

3 Jonge mannen, die een fors pakket netten achter zich aan trokken over het natte zand.

Het gevaarte trok een flink spoor achter de zwoegende stoere kerels.

Natuurlijk zijn we even gestopt om eventueel te kunnen helpen.

Onze trekhaak bleek een grote verlossing voor de 3 studenten uit Delft.

Stephan, Bas en Onno vertelden dat ze deze netten hadden aangetroffen op het strand van de Kwade Hoek en dat ze vast besloten waren om de zee van deze rotzooi te bevrijden.

“We studeren op de TU en hebben iets met de zee”, zei Stephan.

Ook hebben we een bedrijf opgericht dat onderwater robots maakt voor onderzoek van de zeebodem.

Lobster_Robotics.com

Dit verklaarde natuurlijk ook hun betrokkenheid.

Stoere kerels en dank jullie wel namens de zee.


Aangespoeld

De ochtend begon gisteren met een melding over een dode zeehond die een bruinvis bleekte zijn.

Omdat het kadaver al enige tijd in zee had rondgedreven, bespaar ik jullie de foto’s.

Al snel volgden nog 2 meldingen van aangespoelde dode zeehonden.

Op de vloedlijn lag nogal veel plastic en een kilometer lange strook met piepschuimkorrels.

We hebben tijdens onze inzet zoveel mogelijk plastic van de vloedlijn meegenomen.

De grote grijze zeehond was te groot om zelf te bergen en dit heeft dan ook een aannemer verzorgt.

Om een idee te hebben zie je hier een foto van strandwachter Joyce bij de gestrande grijze zeehond.


23 plastic flessen en een zieke zeekoet.

Vanmorgen hebben we snel gereageerd op een melding van een verzwakte zeekoet.

De vogel bleek bij aankomst helaas te zijn overleden.

Op de terug weg hebben we opvallend veel aangespoelde plastic flessen, boeien, spuitbussen en ander afval aangetroffen en meegenomen.

Het verbaast me vaak dat er al auto’s langs de vloedlijn zijn gereden, maar dat men al deze rotzooi gewoon heeft laten liggen.

Gelukkig zie ik ook vaak wandelaars die vrijwillig afval verzamelen en meenemen.

Passie en betrokkenheid heeft blijkbaar niets met een salaris te maken.

Bij sommige aanspoelsels kun je makkelijk een verhaaltje verzinnen.

Zo zullen er ongetwijfeld 2 kinderen hebben gehuild bij het verlies van hun bootje en de fopspeen….


Een gast uit de Sargassozee

Daar worden deze palingen waarschijnlijk geboren.

Een zee bij de Bermuda driehoek, die erg zout is en vol wier zit.

Men vermoedt dat onze palingen daar paren en dat de jonge glasaaltjes vanuit die zee naar Europa trekken.

Deze lange reis is wellicht als een aanpassing ontstaan, na het uit elkaar drijven van de werelddelen.

Gelokt door de geur van zoet water, proberen de glasaaltjes de rivieren op te zwemmen.

Ze verblijven een tiental jaren in zoet water en vertrekken als ze volwassen zijn weer terug naar zee.

Gezien de kleur van deze gestrande paling is dit een volwassen exemplaar.

Helaas zal dit dier de Sargassozee niet meer bereiken.

De meeuwen zaten al op afstand te wachten tot we eindelijk zouden vertrekken.


De grootste meeuw van ons land.

De grote mantelmeeuw is een forse vogel: het is zelfs de grootste meeuw ter wereld.

Deze meeuw komt het meest voor aan de kust van IJsland, Noorwegen en de Britse Eilanden, maar in de wintermaanden kun je ze ook in grotere aantallen aantreffen in ons land.

Omdat we een dood exemplaar aantroffen op het strand van de Maasvlakte, konden we deze grote meeuw uitgebreid van dichtbij bekijken.

Alles is groter dan bij zijn kleine “broertje: “de kleine mantelmeeuw”.

De grote mantelmeeuw heeft een spanwijdte van 175 cm en kan tot 85 cm hoog worden!

De laatste jaren zien we tientallen broedparen in ons land en spotten we de meeuw ook wat vaker in het voorjaar.

De kleine mantelmeeuw is niet alleen kleiner, maar heeft gele poten terwijl de grote mantelmeeuw roze poten heeft.

Tot slot is het handig om te weten dat de kleine mantelmeeuw weg trekt in de winter en dan hier nauwelijks nog gezien wordt.


Een opmerkelijke vondst

De waterral laat zich zelden zien, maar zijn nachtelijke roep is niet te missen.

Een hoog gekrijs dat lijkt op het geluid van een gillend speenvarken.

Deze vogels zijn familie van de waterhoen en de meerkoet en leven in rietranden en moerasgebieden.

Nu de winter nadert, willen de rallen in het noorden van Europa graag zuidelijker overwinteren.

Deze onfortuinlijke waterral heeft de tocht niet overleefd en lag op het strand van de Maasvlakte.


Een balletje kreeft

Na de harde wind van afgelopen dagen kun je weer interessante vondsten aantreffen op het strand.

Deze bolvormige drijver bijvoorbeeld is gedeeltelijk bedekt met, op mossels lijkende organismen op steeltjes.

Deze kreeftachtigen hechten zich op hard substraat en halen met hun vangarmen voedsel uit het zeewater.

Vroeger dacht men dat deze aanspoelsels de eikapsels waren van rotganzen of brandganzen.

Van deze kleine ganzen vond men namelijk nooit een nestje met eieren en bij openen leek er een klein eendje in te zitten.

Men wist toen nog niet dat deze “eenden” in het hoge noorden broeden en daarna met hun jongen hier kwamen overwinteren.

Zo is de naam “eendenmossel” ontstaan.

Natuurlijk heb ik de bol meegenomen voor ons jutmuseum.