Op een vroege morgen

Laag water, helder zonnig weer. Verstild strand. Veel scholeksters en kokmeeuwen. Vanaf de Maasvlakte naderen twee grote witte vogels, landen in het ondiepe water en beginnen voedsel te zoeken . Twee lepelaars die hun snavels heen en weer bewegen terwijl ze langzaam vooruit lopen. De ene is een volwassen exemplaar met een vrijwel geheel donkere “lepel” en een dikke, korte afhangende kuif. De tweede, een jong exemplaar waarbij de kuif ontbreekt en de lepel nog niet op kleur is. Bij adulten is er overigens nauwelijks onderscheid tussen man en vrouw. Het eivormige hoofd van het volwassen exemplaar doet vermoeden dat het om een vrouwtje gaat, bij een mannetje gaat de snavel meer gestroomlijnd in de schedel over.

De vogels zijn vermoedelijk afkomstig van het Quackjeswater, 4 kilometer verderop gelegen in de duinen. Jaarlijks broedt daar een kolonie van meer dan 150 paren. Met Noordzee, Haringvliet, Grevelingen en Oosterschelde in de directe omgeving is voedsel volop aanwezig. Lepelaars zoeken hun voedsel tot 30 kilometer vanaf de broedplaats. Het gaat goed met de lepelaar in Nederland, 3000 broedparen waarvan een kwart in de Delta en de helft op de Wadden. De kolonie in het Quackjeswater is er vanaf 1989 , onstaan door het uiteenvallen van die in het Naardermeer. De komst van de vos aldaar heeft er voor gezorgd dat de lepelaar verhuisd is naar de Wadden en de Delta ( info Sovon). “Ieder nadeel heb z’n voordeel”. Mooie vogel, merkwaardige bouw. Blijf me alleen verwonderen over dat rare zwaartepunt door die zware lepel in de vlucht.