Vaste prik deze tijd van het jaar. Doortrekkende Tapuiten. Schaarse broeders in Nederland, maar veelvuldig waar te nemen doortrekkers in voor- en najaar. Favoriete pleisterplaats: de kustverdediging van de Maasvlakte. Dit vrouwtje moet nog even de regen trotseren, onderweg naar warmere oorden in Afrika.
Nog zo’n regelmatige bezoeker van onze kust die vaak over het hoofd gezien wordt: de Jan-van-gent. Net zoals de Alk en de Zeekoet broedt Jan op de rotsen aan de Engelse en Schotse kust en is dan alleen gedurende die periode aan het land. Hierna speelt zijn leven zich op en boven zee af. De jongen doen er alleen wat langer over dan de Alkjes en de Zeekoeten om vliegvlug te worden. Dit gezien hun grootte. Zo’n 90 dagen verblijven ze op het nest. Prettige bijkomstigheid: je hebt een langere periode om ze vrij eenvoudig te fotograferen. Moet je wel even de Noordzee oversteken. Joyce lukte het om een juveniel in de Maasmond te fotograferen. September tot november zijn ze regelmatig daar waar te nemen, vlak onder de kust maar niet op land (hebben ze niets te zoeken). De jongen zwerven richting Afrika, de volwassen exemplaren voor de Europese kusten, de vis volgend.
Begin oktober werden we opgeschrikt door berichten over een groot aantal aangespoelde Alken op de Nederlandse kust. Ook op ons strand was het raak. Bij mijn ochtendwandeling kwam ik over een kleine afstand 4 kadavers tegen. Maar dit viel in het niet bij de berichten van de Wadden waar er aantallen van 10 per strekkende kilometer werden gerapporteerd. Alle seinen op rood dus.
Raadsel rond het grote aantal kadavers
In de wintermaanden is het normaal dat Alken en Zeekoeten (hun “neefjes”) aanspoelen. Ze leven in grote aantallen op zee en dan vallen er door de mindere omstandigheden qua voedsel en temperatuur slachtoffers. Maar zo vroeg in het najaar is uitzonderlijk. Zeekoeten worden hier meer dan Alken aangetroffen, zowel levend als dood. Alken zijn zeldzamer, maar deze maand zijn de verhoudingen omgedraaid. Nu is bekend dat het aantal Alken toeneemt. Oorzaak te vinden bij de bron, de broedgebieden op de Britse eilanden waar het aantal Alken beduidend is toegenomen in de laatste decennia. Dit verklaart niet de huidige grote aantallen levend en dood.
Mogelijke oorzaak
Op de site van SOVON (het centrale punt voor vogelonderzoek in Nederland) wordt hier uitvoerig over bericht. Mogelijke oorzaak wordt gezocht in verminderd voedselaanbod midden op de Noordzee waardoor de vogels sneller de kustwateren opzoeken. Ook zou dit verminderde voedselaanbod de grote sterfte verklaren. Laten we deze alinea maar positief afsluiten: het aantal levende Alken onder onze kust is in de maand oktober opvallend groot.
Positieve kant voor de vogelliefhebbers
Al met al gaf dit afgelopen weken ook weer een leuk buitenkansje voor de vogelliefhebbers. Langs de kust en in de Maasmonding zaten groepjes te foerageren. Soms zo dichtbij dat ze aan het zicht onttrokken werden door de basalt-en betonblokken. Af en toe zichtbaar, dan weer niet vanwege een blok of door een duik naar voedsel om vervolgens meters verder weer op te duiken.
Voor het schrijven van dit stukje heb ik het werk van natuurschrijver Koos van Zomeren er eens op nageslagen. Leuk te lezen dat in 1985 de verwondering nog ging over olieslachtoffers onder de Alken en over het vele zwerfvuil op de Nederlandse kust. Onderwerpen waar heel veel respectievelijk veel vooruitgang is geboekt, om enig optimisme in ons toekomstbeeld aan te brengen. Maar ook wordt een voorbeeld aangehaald van een kolonie Zeekoeten op het Bereneiland in de Barentszzee die werd gedecimeerd van 400.000 naar 40.000 vanwege het verdwijnen van een geliefde vissoort. We moet de definitieve conclusies van de huidige sterfte nog maar even afwachten, temperatuur van het water zou ook een rol kunnen spelen. Maar kadavers tellen is niet leuk, foeragerende vogels fotograferen daarentegen wel.
Alken in de Maasmond
Bovenstaande foto laat drie Alken zien die net achter de blokken op de Maasvlakte opdoken. Het voorste exemplaar is vermoedelijk nog jong: een minder bolle snavel en geen witte strepen erop. De zware snavel en de strepen zijn kenmerkend voor volwassen exemplaren. De vogels zijn in winterkleed, de kleuren minder intens. Het opvallendste onderscheid tussen Alk en Zeekoet zit in de snavel, massief en bol versus lange en scherp.
De dichtstbijzijnde broedplaatsen
De grote broedkolonies bevinden zich in Engeland en Schotland. Voor het broeden zoeken ze het land (de rotsen) op. De jongen vliegen uit om op zee verder groot te worden en pas een jaar later aan land terug te keren. Bij Zeekoeten springen de jongen zelfs al in het water voordat ze kunnen vliegen. Buiten de broedperiode leven Alk en Zeekoet op zee. Hun kleed aangepast aan de omstandigheden. Donker van boven tegen de rovende jagers en meeuwen. Wit van onderen om onzichtbaar te zijn voor de dieper zwemmende visjes die zij bejagen en voor de zeehonden die ook nogal eens een vogel willen pakken. Van dieper in het water is een witte buik moeilijk zichtbaar tegen de lichte lucht. Over de visjes gesproken: Alken en Zeekoeten zijn zeer goede duikers en zwemmen onder water met hun korte sterke vleugels tot grote diepten. Zeekoeten zijn tot 180 meter diep aangetroffen, dit betekent dat ze in vrijwel de gehele Noordzee de bodem kunnen aantikken!
De pinguïns van het noordelijk halfrond
Gezien de formidabele zwem- en duiktechniek en het uiterlijk worden ze wel de pinguïns van het noorden genoemd. Een bijnaam die eigenlijk gegeven was aan de 180 jaar geleden uitgestorven Reuzenalk, een grote uitvoering van “onze” Alk. Deze was 75 cm lang, 5 kilo zwaar en kon niet vliegen maar wel goed duiken. Vanwege zijn vlees en grote eieren gedoemd te eindigen in de pan van de scheepsman. Dodo van het noorden was een minstens zo goede bijnaam geweest
Alkachtigen in Nederland
In ons land moeten we het doen met de Alk en de Zeekoet en dan in het najaar en de winter. Sporadisch zijn de Zwarte zeekoet en Papegaaiduiker waar te nemen, af en toe een paar Kleine Alken. Als dwaalgast is nog te noemen De Kortbekzeekoet die hoog in Noorwegen en rond IJsland thuis hoort. Dan hebben we de familie van de Alken voor Noord Europa wel gehad.
Tipsvoor de lezers
Overweeg voor volgend jaar een trip naar de Engelse of Schotse kust om deze fraaie vogels in prachtkleed te zien baltsen en broeden. Of makkelijker nog: pak nu de auto en rijd naar naar de monding van de Maas om daar onder aan de zeewering de Alken en de Zeekoeten te zien foerageren. Geen garantie, maar wel kans op succes. Om een buitenlandse trip aan te moedigen nog een paar prentjes uit het broedgebied in Schotland.
(dit stukje is onlangs verschenen in de nieuwsbrief van het IVN)
Als enthousiast promotor van de Groene Stranden in onze Delta willen we graag onderstaand aanbod van de Stichting Anemoon onder de aandacht van onze volgers brengen!
Beste strandnatuur-liefhebber,
Je bent actief op één van de (Groene) stranden in Zuid-Holland. Op 17 oktober organiseert Stichting ANEMOON een online presentatie over strandmonitoring. In dit bericht lees je meer informatie en hoe je mee kunt doen.
Wil je meer weten over de planten en dieren die leven en aanspoelen op het strand? Ben je benieuwd hoe je met jouw waarnemingen een steentje bij kan dragen aan natuurbescherming? Dan is deze presentatie over Strandmonitoring iets voor jou!
Het natuurlijke aanspoelsel is de basis voor natuur op het strand. Het levert voedingsstoffen aan dieren en planten. Het aanspoelsel is een afspiegeling van wat er in de kustzone leeft. Zo kun je bijvoorbeeld aan de aangespoelde dieren en wieren zien hoe het gaat met organismen in zee. Neemt een soort toe of juist af? Waar en hoe leeft een soort? Met deze kennis kan de natuur beter beheerd en beschermd worden.
Ook jouw waarnemingen zijn daarbij van belang. In deze presentatie leggen we je uit hoe jij kunt helpen.
Doe mee! Geef je op voor de Strandmonitoring presentatie van Julia van Beinum van Stichting ANEMOON op dinsdag 17 oktober – 19:30 en ontdek hoe leuk en waardevol strandmonitoring is! Daarnaast organiseren we de mogelijkheid deel te nemen aan een buiten workshop. De datum en plaats hiervan worden nader bepaald.
Als je iemand kent die mogelijk geïnteresseerd is in Strandmonitoring, voel je vrij om deze e-mail door te sturen.
PS: voor de belangstellenden die dinsdag 17 oktober verhinderd zijn:
Julia van Beinum geeft namelijk op de 18e (woensdag dus) dezelfde presentatie voor onze Zeeuwse collega’s. Als je wilt kunnen jullie daar bij aanhaken.Hierbij de inschrijflink naar de presentatie op woensdag de 18e: Geef je op voor de Strandmonitoring presentatie van Stichting ANEMOON op woensdag 18 oktober (19:30-21:00).
Zo’n zeven dagen na de eerste ontmoeting was het weer raak. Maar nu had ik mijn huiswerk gedaan en de nodige informatie getrokken bij de vrijwilligers van de “strandbroeders”. Zij beschermen en monitoren elk jaar de broedende Dwergsterns, Bontbek- en Strandplevieren. Deze locatie was echter niet opgenomen in hun aandachtsgebieden. Maar zoals het met vogels gaat, gaat het ook met deze vrijwilligers: ze zwerven overal rond.
Een koppeltje plevieren was daar al een aantal malen gesignaleerd. Men wist ook te vertellen dat een nest met een vrijwel uitgebroed ei was achtergelaten, 8 dagen voor mijn eerste ontmoeting. Het zou dus heel heel goed kunnen zijn dat 3 eieren succesvol waren uitgebroed en de nog niet vliegvlugge jongen rondzwierven op het strand.
Laat nu bij deze vijfde ontmoeting de ouder luid en duidelijk zijn waarschuwingsroepje horen. Moeilijk te bewijzen, maar met een beetje optellen en aftrekken lijkt het aannemelijk dat ik al een week rondliep in zijn territorium met jongen.
Met deze conclusie heb ik het verder gelaten en het gebied twee weken uit mijn agenda geschrapt.
Het werd een vast patroon. P5 Maasvlakte, nabij strandopgang. Duintje over en even om je heen kijken: steevast zat hij daar. De Bontbekplevier, met de kenmerkende stip op het voorhoofd. Of en waar je hem zou zien waren niet al niet meer de vragen.
Dit was de vierde keer. Weer diezelfde waakzaamheid van zijn kant, zonder dat ik maar ook ergens een partner, nestje of rennende jongen kon waarnemen. De jongen van de plevieren zijn nestvlieders, uit het ei meteen aan de wandel. Snel rennend over het zand, soms tientallen meters ver van het ouderpaar.
De volgende dag hetzelfde ritueel: plevier op het strand. Van grote afstand zag ik hem, hij mij natuurlijk ook. Om onnodige verstoring te voorkomen mijn wandelroute verlegd naar de binnenkant van het duin. Hopelijk zou ik vanuit de dekking van helm en duin hem kunnen volgen. Ter hoogte van de plek waar hij vermoedelijk nog zou moeten zitten met camera in de aanslag naar boven gekropen. Maar voordat ik het topje van het duin maar kon bereiken verscheen de kop van de Bontbek boven het zand en keek me aan. Twee nieuwsgierige zielen, 1 gedachte. Plat blijven liggen en op de knop gedrukt. Matige foto, maar het stipje duidelijk zichtbaar. De plevier verdween achter het duin.
Twee dagen later op het zelfde strand, nu dichter bij zee kwam ik hem weer tegen. Herkenbaar aan de zwarte stip. Foeragerend bij het vloedmerk. Solitair, geen maatje te zien. Honkvast aan de plek. Even opvliegend om dertig meter verder weer te landen. Weer de omgeving tevergeefs afgespeurd. Maar kan geen toeval zijn, er zal nog wel iets komen opdagen.
Half augustus, het broedseizoen ten einde. Ook de strandbroeders ( Dwergsterns, Bontbek- en Strandplevieren) houden het voor gezien. Afzettingen op het Slufterstrand worden opgeruimd, informatieborden weggehaald.
Een paar kilometer noordelijker, op een rustig deel van het Maasvlakte strand loopt deze eenzame Bontbekplevier. Het beestje laat zich gemakkelijk fotograferen. Bontbekplevieren zijn goed benaderbaar, maar ook klein. Vastleggen blijft toch lastig. Maar deze was niet van plan snel het hazenpad te kiezen. Jongen in de buurt? Een afleidingsmanoeuvre? Partner, nestje of kroost niet te bekennen. In de gaten houden de komende dagen, wie weet een laat tweede leg.
De straffe zuidwester zorgt voor het nodige opwaaiende zand, maar deert het beestje niet. Op zijn kop, in de witte vlek boven de snavel een zwart stipje, handig om hem te herkennen bij een volgende ontmoeting.
In juni plaatsten we een aantal foto’s van Jan-van-genten. Vogels met een karakteristieke uitstraling waarbij het oog een belangrijke rol speelt.
Bij een paar opnamen viel op dat de kleur van de iris “dicht sloeg” en bijna zwart leek. Het zou wel aan de lichtinval liggen dachten we. Maar deze veronderstelling bevredigde blijkbaar niet want het bleef knagen.
In het septembernummer van ROOTS staat een stukje dat mogelijk de verklaring geeft. ROOTS haalt een artikel aan uit The Guardian waarin de kleurverandering in de ogen van de Britse Jan-van-genten toegeschreven wordt aan de vogelgriep. Deze soort is afgelopen jaar massaal getroffen door dit virus. Gevolgen voor het oog en mogelijk herstel worden nog onderzocht. We houden U op de hoogte. Maar mocht U een Jan tegen komen: kijk hem even diep in de ogen!