All posts by Ad 't Hart

Scholeksters bij de branding

We kunnen het ons bijna niet meer voorstellen na weken van natte nevel: felle winterzon. Maar toch, zondag 22 december was ze er wel, heel eventjes dan

Met een strakke westenwind beukten de golven op de dam. De meeste vogels lieten het vliegen voor gezien zoals ook deze Scholeksters. Sterk genoeg om er tegen in te gaan, maar waarom? Door het hoge water was het foerageren niet mogelijk, even afwachten dus.

Op nauwelijks een meter van de kolkende branding zaten deze twee betere tijden af te wachten. Mooi aangelicht door de lage winterzon met op de achtergrond het witte schuim van de brekende golven.


Brouwersdam windkracht 7

Deze bijna niet herkenbare Bontbekplevier zoekt beschutting achter een steen tegen de sterke westenwind die zondag de kust teisterde. De veren opgebold tegen de kou en verfomfaaid door de wind.

De Bontbekplevier, een schaarse broedvogel en overwinteraar, is nogal eens te vinden langs de Brouwersdam. Zondag waren er een dertig tal te bespeuren. Niet onaardig op een winterpopulatie van hooguit een paar honderd.


De zeehondenwachter en het witje, een kerstverhaaltje

Klein, weerloos hoopje zeehond op het strand in de regen. Het gure weer, de ronde ogen en het witte velletje: genoeg ingrediënten aanwezig voor een tranentrekkend kerstverhaaltje. Opvangen en vertroetelen dit beestje…..

Maar U als trouwe lezer van deze site weet het al. Niet aankomen, met rust laten en hooguit van afstand observeren. De moeder komt om de paar uur voeden en de zeehondenwachters van onze kust houden een oogje in het zeil.

Het jong was vermoedelijk door de storm van de zandbank geslagen en op het strand beland. De moeder weet de pup wel terug te vinden, meestal… Het jong is gewogen en voor de herkenning gemerkt. Grootte, gewicht (16 kilo) en nog niet verharende vacht duidden op een jong van een paar dagen oud. Nog 15 dagen moedermelk en 20 (!) kilo groeien alvorens het gaat verharen en zelfstandig door het leven kan gaan.

Dag erna woog de pup nog maar 15, in tegenstelling tot de gehoopte groei van 1-1,5 kilo, een afname!

De moeder is niet meer verschenen, vrijwel zeker door de drukte op het strand/ menselijk toedoen. In dit geval is na overleg besloten het jong op te vangen. Dus met kerst toch nog in de krib, nu ja een nat bassin dan.


Zeearend: de broedresultaten 2024

Om het jaar goed af te sluiten, tijd voor positief nieuws. Het gaat goed met de Zeearend! Onlangs zijn door de werkgroep Zeearend Nederland de aantallen van 2024 gepubliceerd. Hieruit blijkt een record aantal van 45 uitgevlogen jongen waarmee het voorafgaande jaar ruim is overtroffen (onze regio: Biesbosch 4, Grevelingen 1, Spuimonding 2, Hellegatsplein 2).

Inclusief ouderparen, de nog niet broedende jongeren en de overloop uit Duitsland zou de populatie wel eens richting 200 kunnen gaan. En dan te bedenken dat het eerste Nederlandse broedgeval dateert van 2006 toen de Oostvaardersplassen een broedpaar mochten begroeten. 

Vroeger, duizenden jaren geleden, moet de Zeearend algemeen geweest zijn getuige de gevonden botten. De laatste 500 jaar zijn er geen harde aanwijzingen van broedgevallen in ons land. Wel werd er in de achttiende en negentiende eeuw een premie uitgeloofd voor iedere gedode arend, men zag het als een bedreiging voor ganzen en zwanen die op de boerenerven gehouden werden. Blijkbaar zwierven ze hier wel rond.

We hebben tot 2006 moeten wachten op het eerste broedgeval. Eind vorige eeuw groeide de populatie in Noord-Duitsland en dat deed de hoop rijzen op een introductie in Nederland. Een poging om gefokte exemplaren uit te zitten mislukte. En wat geforceerd niet lukte geschiedde langs natuurlijke weg: het eerste jong in 2006. Met als gevolg 79 jongen in de periode 2010-2019 en nu in het enkele jaar 2024 45 uitgevlogen jongen!

Het is het eerste broedsucces in België is gemeld. Nederland raakt vol, ook in onze directe omgeving neemt het aantal terrritoria toe. 

Een ontmoeting met een zeearend …. Dat was alleen mogelijk in een mooi natuurboek of natuurfilm over wildernis elders. Maar daar is dus flink verandering in gekomen. En niet door toedoen van een of andere stichting, nee daar heeft deze majestueuze vogel zelf voor gezorgd. Eigenlijk was dat de sleutel, de natuur gewoon zijn eigen gang laten gaan in grote natuurgebieden zoals de Oostvaardersplassen en het Lauwersmeer. Vanuit de mens is alleen voorwaarde-scheppend handelen nodig: rust en ruimte om te jagen op vis en watervogels, en daarbij een stevige nestboom ! Toen dat er was kwamen er broedgevallen, ook in onze Delta. In 2012 voor het eerst in de Brabantse Biesbosch, in 2014 in de Dordtse, toen in 2018 op de grens van Zuid-Holland, Zeeland en Brabant in de Slikken van de Heen. Daarna ging het snel: 2019 Hellegatsplaten, 2020 Markiezaatsmeer, 2021 Korendijkse Slikken, 2022 Slikken van Flakkee, 2024 Oude Maas (voorlopig nog alleen nestbouw).

In alle acht territoria kan je met een beetje geluk en geduld arenden van verschillende leeftijd ontmoeten. Als jonge vogels zijn ze nog tamelijk donkerbruin, maar als vijfjarige volwassen vogel hebben ze een grijs-bronzige kop, gele snavel en een hele witte staart. Ze lijken qua bouw veel op de buizerd, die ook al een flinke vogel is. Maar bij twijfel is het spreekwoord: als je het niet zeker weet, dan is het hem niet …. Hij is gewoon anders, in alles twee maal zo groot. En als je denkt, hee ik zie een zeearend, dan heeft hij jou zeer waarschijnlijk al lang gezien ! Hij zit onverstoorbaar de omgeving af te spieden. Tot op een meter of 500, maar daarna gaat het luchtschip toch echt op de wieken. En zo log als hij er uitziet, zo flexibel, bijna acrobatisch is hij in de lucht. Met krachtige slagen kiest hij een koers, liefst omhoog op thermiek. In een oogwenk zijn ze honderden meters verder en hoger. 

Maar er is nog meer goed nieuws: een koppeltje visarenden heeft onverwacht op de Slikken van de Heen gebroed en 1 jong grootgebracht. Dit verhaal wordt zo nog wel vervolgd. Voor komend jaar een mooie ontmoeting gewenst met een van deze prachtige vogels. Voor een uitgebreid verslag over de broedaantallen zie : <www.werkgroepzeearend.nl>


Reegeit in de winter

Ze laten zich makkelijk zien deze maand. Het voedsel wordt schaarser en de bomen zijn kaal. Maar vooral, er zijn er veel. Deze geit raakte niet van slag toen ik de opname maakte, ze keek rustig toe.

Het ontbreken van het gewei is niet het doorslaggevende onderscheid tussen geit en bok. De oude geweien zijn in het najaar afgeworpen in afwachting van de ontwikkeling van de nieuwe. Overigens hebben de geiten soms ook een gewei.

De spiegel geeft meer houvast. Het pluimpje (schort) onder de witte vlek (spiegel) is kenmerkend voor de geiten, waardoor de spiegel hartvormig lijkt. Bij bokken is dit meer niervormig. De schort moet het niet verward worden met een staart. Reeën hebben die niet of slechts rudimentair. In de zomermaanden zijn de spiegels bij bok en geit kleiner en ontbreekt het schort.

De spiegel heeft een signaal functie, bij gevaar worden de witte haren opgezet en lijkt deze groter.


Steenloper in perspectief

Met een lengte van ruim 20 cm valt deze Steenloper in het niet bij de Zilvermeeuw die bijna 60 cm haalt. Om van het verschil in spanwijdte maar niet te speken. Toegegeven, er zit een vertekening in ten gunste van de meeuw doordat deze op de voorgrond staat.

Beide doen zich tegoed aan de gratis mosselen. Voor de meeuw het grote werk, de restjes vaak voor de kleinere loper die de opportunist is van de vloedlijn.


Buizerd uit het hoge noorden

Op weg terug van het strand in de beboste duinen van Voorne een toevallige ontmoeting met deze Buizerd. Een onbekend exemplaar. Niet dat ik alle buizerds in deze omgeving ken maar een grotendeels witte valt op. Vermoedelijk een overwinterende vogel uit Scandinavië. Het kan daar behoorlijk koud zijn en Nederland is dan een aangenaam alternatief, niet koud en voldoende voedselaanbod.

De inheemse Buizerds hebben die neiging om af te zakken dan ook niet waardoor het aantal in de wintermaanden bijna het dubbele is. De Scandinavische exemplaren zijn vaak gevarieerder in hun kleed dan de standvogels in Nederland, van bijna wit tot vrijwel geheel donkerbruin. Overigens is die variëteit een kenmerk van deze soort, de Franse benaming is dan ook “la Buse variable”

(De opname is gemaakt met weinig licht om half vijf ’s middags en van achter glas. 12 x tele, f4 en 1/15 sec. Lang leve de beeldstabilisatie!)


De oren van de Grijze zeehond

Gladde kop, geen uitsteeksel behalve wat snorharen. Een oorschelp ontbreekt, slechts een klein gaatje verraadt een gehooringang, alles voor een goede stroomlijn. Ondanks dit kunnen zeehonden goed horen, zelfs met een groter bereik dan mensen.

Bij een duik wordt het oor afgesloten, maar functioneert nog steeds. Met name lage tonen dragen onder water ver en worden opgevangen. Voor het opsporen van prooien zijn de snorharen echter het belangrijkste instrument, trillingen van een vis worden feilloos waargenomen. Daarnaast zijn hun ogen volledig gebouwd voor kijken onder water.

Zeer gevoelige snorharen, aangepaste ogen en een nog functionerend gehoor, maar stelt de neus nog iets voor? Onder water niet, wordt deze net als het oor afgesloten. Boven water en op het land functioneert de neus als de beste, zal wel voor de feromonen zijn. Een rob met zo’n kegel moet wel goed kunnen ruiken tenslotte.


De schutkleur van de Paarse strandloper

Met een paar honderd exemplaren in ons land is de Paarse strandloper een schaarse overwinteraar. Slechts op een paar plekken aan de kust te bewonderen en te volgen. Voordeel: ze vertoeven er een flink aantal maanden, zijn honkvast en niet schuw. Woon je in de buurt dan worden het bijna gewone vogels.

Om ze te zien moet je wel leren kijken. Voor voedsel verkeren ze vaak tussen het wier vlakbij de vloedlijn. En dan met een weinig uitbundig verenkleed moet je het hebben van de oranje-gele snavel en dito gekleurde poten. Maar die laatste zitten vaak onder het wier. Zo wordt schaars bijna zeldzaam.


De Schol, de Grijze zeehond en de Aalscholver

Voor de Nieuwe Stuifdijk op de Maasvlakte was een Grijze zeehond aan het jagen. Na een aantal mislukte pogingen was het raak en dook hij op met een platvis in zijn bek. Een plaatje dat nog steeds op mijn verlanglijstje staat om vast te leggen met de camera.

Helaas, voordat ik de kop met de vastgeklemde platvis, ik houd het op een Schol, in de zoeker kon krijgen waren roofdier en prooi weer onder water. De vis vermoedelijk al doorgeslikt en richting maag. Want kauwen, daar doen zeehonden niet aan.

Terwijl ik de telelens liet zakken kwam deze Aalscholver die zat toe te kijken in beeld. Hij leek in actie te willen komen. Met zo’n naam zou je denken dat hij ook op de Schol uit was. Maar zo’n grote vis is niet zijn ding, te plat en te breed.

Eeuwenlang was zijn naam “Schollevaar” , dat zoiets als “duikvogel” betekent en niets met schol heeft te maken. Later werd hij als grote concurrent gezien van de palingvissers die hem de naam “Aalscholver” gaven. Zijn menu is overigens veel diverser dan dat, maar om zijn naam nu weer te veranderen….