Voorjaar in de natuur, het testosteron spat er vanaf. Adrenaline en agressie in de lijven. In dit duinmeertje vechten twee Meerkoeten om het territorium. Meerkoeten staan bekend om hun agressief gedrag in het broedseizoen. In de wintermaanden leven ze vreedzaam samen in grote groepen, in het voorjaar vormen ze paartjes die de andere koppels het riet uitvechten. Deze Zwarte zwaan kijkt rustig toe hoe het gevecht eindigt. (foto’s Joyce Oudwater)
In het drooggevallen oude haventje aan de noordrand van de Oosterschelde liep deze Kleine zilverreiger te foerageren, onttrokken aan het oog door de hoge kademuur. Andersom gold dat ook voor de wandelaars die aan zijn oog onttrokken werden. En zo leefden twee werelden die normaal elkaar niet zo verdragen naast elkaar. Vanachter een aanlegpaal kon ik de reiger rustig fotograferen. Vanaf een afstand die niet zo vanzelfsprekend is voor deze schuwe vogel.
Het gaat goed met de reigers, met name de Grote zilverreiger. Ook de Kleine neemt in aantal toe, al gaat dat om een zeer beperkte aantal broedgevallen. In de winter verblijven er een paar honderd in ons land. En nu in de tijd van de trek zijn de aantallen nog groter. Schouwen en de Oosterschelde behoren tot de favoriete plekken, onze achtertuin!
Zelden boven land zoals in ons vorige bericht vermeld. In Engeland, Schotland en Wales een algemene broedvogel die in groten getale aan de kust te vinden is. Maar door zijn passie voor steile rotswanden en smalle richels soms niet makkelijk te ontdekken. In de broedtijd, wanneer ze aan land moeten komen is het gemakkelijkst de vliegende exemplaren te volgen en dan de richels af te turen. Zo ook hier, een vermoeide wandelaar zit uit te rusten op het Zoutpad en 4 meter eronder zitten meerdere paartjes te broeden, slechts verraden door de voedsel aanvoerende partner.
Bovenwereld
onderwereld
In eerste instantie denk je een meeuw te zien, maar de vliegwijze is anders. Stijver, hoekiger, abrupter. Een meer gedrongen lijf en de vleugels haken anders aan. Ook beduidend moeilijker te fotograferen, de zilver- en mantelmeeuwen zweven rustiger. Is in zijn element wanneer hij kan zweven boven de golven en de energie van de met de golf samengaande luchtstromen kan benutten. Vorm volgt functie, zoals in het design geldt. Jammer dat juist de situatie waarvoor hij optimaal is uitgerust zich ver buiten bereik van de lens bevindt.
31 januari, storm. Het hoogtepunt viel samen met het hoogwater, zo rond twee uur. De Brouwersdam was vakkundig afgezet, onverantwoord om de weg aan de zeezijde te berijden. Zo’n 2 meter boven het normale hoogwater niveau gelegen, stroomde de rijweg nu onder. De meeuwen en de scholeksters trokken er zich weinig van aan. De strandtenten hielden het op hun hoge palen net droog, maar de slijtage aan de duinen en het strand is aanmerkelijk. Morgen maar de schade opnemen, het strand was nu niet te betreden, volledig ondergelopen door de stormvloed.
ondanks de windkracht 9 blijven deze kustvogels rustig zitten
Judith en Arjen, twee vrijwilligers achter onze stichting, lopen veelvuldig te struinen langs de vloedlijn waar altijd wel wat bijzonders te vinden is. Zo ook onlangs toen ze een grote rode boei tegen kwamen op het strand van de Maasvlakte. Loodzwaar, door een kleine lek in de afsluiting waren er zand en zeewater ingesijpeld. De boei rolt al enige tijd in de branding en kan geen “afnemer” vinden vanwege zijn gewicht. Maar fungeert hierdoor als markant punt waar iedere wandelaar naar toegezogen wordt. De attractie is dan toch om even te proberen hem te verplaatsen.
Terwijl Judith zich verbaasde over de omvang en het gewicht van de boei, inspecteerde Arjen het strand en riep enthousiast: een haai! En daar lag hij of zij, in de luwte van de boei. Prachtig van kleur, rood met stippen, nog vers, heldere ogen. Nog maar zojuist overleden. Een hondshaai. Algemeen in de Noordzee maar je vindt ze niet vaak aan de kust. Soms dood aangespoeld of levend ingesloten in een strandplas. Kunnen tot 80 centimeter lang worden en ca 3 kg zwaar. Zo zie je maar hoe verrassend een strandwandeling kan zijn, je ziet een boei en vindt een haai. (foto’s Judith Barendregt)
De Paarse Strandloper, een zeldzame overwinteraar in Nederland. ‘s zomers hier in het geheel niet aanwezig. Ze broeden behoorlijk boreaal op Groenland, IJsland, Spitsbergen enz. Vanaf september zakken de vogels af naar de Noordwest kust van Europa om te overwinteren. In Nederland zijn er echter maar een zeer beperkt aantal waar te nemen, zo’n 200-300 van de totale populatie van 130.000 (info Sovon 2015). Deze vogels zitten dan geconcentreerd op een paar “hot spots” zoals bijv. de Oosterscheldekering, bij de Pier van IJmuiden en de Brouwersdam. En als je die plekjes weet kan je ze vrijwel zeker daar aantreffen. Hoewel schaars zijn ze toch makkelijk vinden.
Met die zekerheid is het nog niet eenvoudig om ze te fotograferen. Ze zijn niet schuw, maar bewegen snel. Ze zoeken hun voedsel op de droogvallende kustwering tussen de met wier begroeide basaltblokken. Door het bruingrijze verenkleed ( waarom ze paars heten lijkt een raadsel maar heeft met het zomerkleed te maken) hebben ze een goede schutkleur tegen de zwarte blokken met het donkergroene en roodbruine wier. Weinig contrastwerking is voor het oog niet makkelijk, maar ook voor de camera lastig. Voordat er is scherp gesteld is alweer kop of snavel verdwenen achter een blok of stuk wier. Dan begint het spelletje weer opnieuw, zoeken, camera richten, scherpstellen en voor je het weet ben je weer te laat. Een fraai plaatje maken was me niet echt gegund.
Even verderop dacht ik er weer 3 te zien, het bleken er vier te zijn waarvan er twee weer uit het camerabeeld verdwenen en niet meewerkten aan de esthetische opdracht die ik mezelf stelde. We moeten het er maar mee doen.
Mocht U ze willen zien, aan de noordkant van de spuisluis heb je de meeste kans. De vogelwerkgroep van de Natuurvereniging Hollandse Delta telt er elk jaar een aantal tientallen. Het moet U en mij dan ook lukken om er een paar te zien. Let op, volgens diezelfde werkgroep wordt er sinds 2012 elk jaar een op Spitsbergen geringd exemplaar aangetroffen. Dit jaar nog niet gezien. Uitdaging dus.
In mijn bericht van 9 november gaf ik aan terug te zullen komen op de ring aan de poot van de slechtvalk op het strand van Ouddorp . Welnu, het is gelukt zijn doopceel te lichten. Voor de liefhebbers: het gaat om een mannelijke slechtvalk (gezien grootte hield ik het op een vrouwtje) die op 24 mei 2018 als nog niet vliegvlug nestjong is geringd. Locatie Shell Pernis, Vondelingenplaat. Hemelsbreed zo’n 30 kilometer van het strand van Ouddorp. Je zou het bijna een “local” kunnen noemen.
De vogel is aan beide poten geringd, waarvan hier de rechter af te lezen was. Om een weg te vinden in het wirwar van alle gebruikte vogelringen is de site “www.cr-birding.org/colourprojects” erg handig. Hier kan men eenvoudig de organisatie in Europa vinden die de ring heeft aangebracht. Het ingeven van de waarneming met locatie en tijdstip doe je dan op de site “www.griel.nl” . Zo draag je bij aan het inzicht in de bewegingen in de vogelwereld. ( met dank aan Theo Briggeman)
Constant zwaaien en dan ook nog onderwater… je moet er niet aan denken, maar dit is een dagtaak van de zeepok.
Wist je dat de zeepok een kleine kreeftachtige is, die als larve vrij rondzwemt? Zeepokken, je hebt ze allemaal wel eens gezien, althans… de huisjes waar ze in wonen. Je ziet ze op harde ondergronden zoals rotsen, boeien, schelpen en krabben. Het zijn de witte kalkskeletjes, die lijken op een klein vulkaantje. Ze zijn opgebouwd uit verschillende kalkplaatjes met aan de top klepjes die open en dicht kunnen. Achter die klepjes in het huisje ligt de zeepok heerlijk op z’n ruggetje, zodat de zeepok gemakkelijk z’n vangpoten naar boven kan uitsteken om te ‘zwaaien & graaien’ naar hun voedsel in het water; plankton.
Deurtje open, deurtje dicht Bij vloed komen de zeepokken onder water en worden de ‘deurtjes’ bovenop het kalkpantser geopend, waardoor de ‘veervormige grijppootjes’ zwaaiend naar buiten komen. Met graaiende bewegingen halen ze hun voedsel uit het zeewater, dat bestaat uit plankton. Als je bedenkt dat er in een druppel zeewater meer dan 25 soorten plankton zitten, dan weet je opeens waarnaar het pokje ‘zwaait’ of eigenlijk: graait! Wanneer het sluitingstijd is voor de pok (bij gevaar of als het eb wordt) sluit hij zijn schuifdeuren. Vooraf neemt de pok wel wat water in om uitdroging te voorkomen. Superslim als je jezelf niet meer kunt verplaatsen, daarnaast beschermt dit kalkpantser de pok ook tegen vijanden zoals: wormen, slakken, zeesterren, sommige vissen en vogels.
Tip: Doe het proefje (onderaan de pagina) eens en probeer terug te zwaaien naar de pok.
Bijzondere voortplanting Wat ook lastig is als je je niet kunt verplaatsen is het voortplanten zou je denken. Nou, daar weten de pokken wel raad mee! De voortplanting vind in de winter plaats, onder de kalkpansertjes zijn de eitjes te vinden. Er zijn geen afzonderlijke mannelijke en vrouwelijke zeepokken zijn, ze zijn dus tweeslachtig (Hermafrodiet), ze zijn dus man en vrouw tegelijk. De penis van een zeepok wordt in de paartijd zo lang, tot 7 maal de lengte van het dier zelf, zodat naastgelegen dieren bevrucht kunnen worden.
Een andere manier van voortplanten is dat een zeepok zijn zaad in het water laat wegstromen. Andere zeepokken die verder weg liggen kunnen deze zaadcellen dan binnenhalen met hun grijppootjes en zichzelf bevruchten. En zo is de cyclus weer rond!
Van larve tot zeepok • De zeepok kan wel 8 jaar oud worden begint zijn leven als larve en zwemt vrij door het water • In het volgende stadium krijgt de larve een schelpje en zuigorgaantjes en gaat een plekje zoeken om zich aan vast te hechten • Daarna wordt ook het kalkpantser gevormd waarin het diertje op zijn rug ligt, een totale metamorfose én: eindelijk volwassen. Op sommige plaatsen zijn hele kolonies te vinden. • Zeepokken worden tussen de 5 en 10 mm groot.
Zeepokken op schelp, blokkendam en krabschild
Liften Ondanks dat de zeepok een vaste woon en verblijfsplaats heeft, zijn er toch veel die nog hele afstanden maken. Ze liften met andere zeedieren mee: op schelpdieren zoals mosselen en kokkels, maar ook op bijvoorbeeld op walvisachtigen. Op het schild van krabben zitten ze écht 1e rang, krabben zijn namelijk slordige eters en knoeien enorm. Een zeepok grijpt dus bij de krab niet gauw mis.
PROEFJE: Open zelf de deuren van de pok en zwaai terug! Wil je zelf de vangarmpjes van de pok bekijken, dan kan dit heel gemakkelijk zonder dat je het beestje kwaad doet.
Proefje: in een glaasje zie je goed dat de vangpootjes ‘graaien en zwaaien’ naar voedsel.
Wat heb je nodig: • Zoek een aangespoeld krabbenschild, schelp of steen met zeepokken Let op: de pokken moeten dicht zijn (open pokken op droge schelp/steen zijn leeg) • een glas of jampotje waar een schelp of krabschild in past • eventueel een vergrootglas (met het blote ook goed te zien) • (zee)water • beetje geduld
Werkwijze • Vul je glas met (zee)water • Ga op zoek in de aanspoelsels. De meeste kans heb je bij de vloedlijn (dit noem je het vloedmerk) • gevonden schelp of krabschild laat je zinken in het glazen potje met water • Onder water zullen de zeepokken de klepjes openen en de veervormige grijppootjes naar buiten steken en naar je zwaaien.
Daarna zet je de pokken natuurlijk weer terug het water in.
Zo af en toe vinden we een verloren muiltje op het strand zoals afgelopen week. Muiltjes lijken op pantoffeltjes (‘muiltjes’), door de witte plaat die de opening van de schelp voor het grootste deel afdekt, kijk maar eens! Achter deze plaat beschermt het muiltje zicht tegen vijanden zoals krabben en zeesterren.
Net een pantoffeltje / muiltje
Zo leven de muiltjes op elkaar
Mannetjes worden vrouwtjes Muiltjes zijn zeeslakken, die hun leven beginnen als mannetje en langzaam veranderen naar vrouwtje. Ze worden vaak gevonden in gebogen kettingen van maximaal 12 dieren. De bovenste (kleinere) schelpen zijn mannelijk, de onderste (grotere) zijn vrouwelijk en daartussen zitten overgangsvormen. Jonge mannetjes kruipen op het huis van het vrouwtje, dat vervolgens wordt bevrucht.
Tussen maart en oktober leggen de vrouwtjes 200 tot 400 eieren in hun schelp. De eieren blijven ongeveer 4 weken in de schelp totdat ze uitkomen. Dan drijven ze gedurende 14 dagen als plankton in het water. Tijdens deze fase blijft de schelp zich ontwikkelen. Zodra de schelp te zwaar wordt zinkt hij naar de bodem en ontwikkeld zich daar tot een volwassen muiltje en gaat op zoek naar soortgenoten om aan te sluiten op een ketting soortgenoten.
Sinds eind 19e eeuw komen deze zeeslakken voor in de Noordzee. Ze zijn met de oesters uit Noord-Amerika meegekomen, die in die tijd in onze Noordzee werden uitgezet om te kweken.
Herken de schelp: – Grootte: ± 5 cm breed en 2 cm hoog – Binnenzijde lijkt op pantoffeltje (witte plaat in opening) – Kleur: buitenkant: geelbruin, binnenkant: wit met paarse vlekjes. – Aan 1 zijde zie je 2 heel kleine windingen van het ‘slakkenhuis’.
Muiltjes leven vastgehecht aan een stevige ondergrond zoals stenen en schelpen, in zeewater tot ongeveer 10 meter diepte. Ze leven van plankton dat ze uit het zeewater filteren.