Poortwachters

Ze blijven tot mijn favoriete meeuwen behoren: stormmeeuwen. Meermalen heb ik er al over geschreven en ook nu zal het niet de laatste keer zijn. Deze twee fungeerden als poortwachter bij het beschermde broedgebied op de Neeltje Jans. Op grond van hun vriendelijke koppies zou je deze meeuwen niet in zo’n functie verwachten. Een kille meeuw met een onsympathiek hoofd zoals de zilvermeeuw is hier meer toe geëigend. Dat terzijde. Vanzelfsprekend heb ik het gebied niet betreden. Zelfs op het pad er naar toe werd ik al aangevallen door zilvermeeuwen. De stormmeeuw, ik blijf hem promoten. Tot nu zonder succes. In mijn kennissenkring wordt er zonder veel enthousiasme op gereageerd met een technische opmerking van ” o die met die groene poten” en men gaat over tot de orde van de dag. Maar ik geef het niet op, herhaling is tenslotte de kracht van de reclame. Ze zijn zo fraai, het smetteloze wit, het blauwgrijs, de grijsgroene poten, het mooie koppie en het toefje karmozijn rood rond de ogen en in bek…….


Kijk, ik kan het ook op 1 pootje!

Kustvogels zie je bij koud weer vaak op 1 poot staan. Vooral wanneer ze in ruststand zijn. Als verklaring wordt gegeven dat dit onnodig warmte- en dus energieverlies voorkomt. Met name in het najaar en de winter staan deze vogels in het koude water of vol in de gure wind en dan verlies je met 1 pootje in de buitenlucht minder energie dan met twee. Maar vanmorgen vroeg zag ik deze scholekster bij ruim twintig graden in de houding staan die ik hem alleen toedacht onder minder zomerse omstandigheden. Geactiveerd door mijn komst vloog hij op om 10 meter verder op een meerpaal dezelfde houding aan te nemen. Het blijkt een normale ruststand te zijn die niet alleen gepraktiseerd wordt bij lage temperaturen. Het lijkt vermoeiend, alle gewicht op 1 poot en dan nog de juiste balans vinden. Wij mensen doen dit ook alleen minder extreem. In ontspannen toestand staan we op ons “spilbeen” en ondersteunen deze dan nog in lichte mate met ons ontspannen “speelbeen”. Maar we leggen het af bij deze scholekster. Wel geruststellend dat ondanks mijn aanwezigheid hij toch weer in de relax modus schoot.


Bezoek uit Azië

Meegenomen in het ballastwater van grote schepen uit onder andere Azië, zette de Blaasjeskrab zijn 10 poten op Nederlandse bodem. De laatste jaren duiken steeds meer nieuwe soorten krabben op in ons land. De eerste exoot kwam al in 1874 aan in Nederland en zo volgden o.a. de Chinese wolhandkrab, de wolkrab en de penseelkrab.

In 1999 is deze Blaasjeskrab voor het eerst gezien op het Nederlandse strand en sindsdien zijn deze krabben sterk in aantal toegenomen. Bij de blokkendam op het Maasvlaktestrand vonden we twee Blaasjeskrabben op een plek waar deze krabben graag vertoeven: een hogere en ruigere getijdenzone, waar de zee wild tussen de rotsen en dijken slaat.

Hoe herken je de Blaasjeskrab
Deze krab herken je meteen aan de donkerbruin/rode schild (ongeveer 45 mm) met een prachtig symetrische vlekkenpatroon wat doorloopt met lichte en donkere banden over de looppoten. Verder heeft de blaasjeskrab een vierkant schild met een rechte voorrand en drie tanden aan de zijkant.
De mannetjeskrabben hebben lederachtige blaasjes aan de basis van het beweeglijke bovendeel van de scharen, hier dankt deze krab zijn naam aan. Ze zijn groter dan de vrouwtjes (die trouwens geen blaasjes hebben) en hebben ook grotere scharen. 

Mannetje of vrouwtje?
Krabben zijn krachtig gebouwd en hebben een zwaar skelet. Het schild is afgeplat en het achterlijf is onder het lichaam geklapt. Als je een krab omdraait is dat goed te zien. Bij alle soorten krabben is aan het vooruitgeslagen achterlijf te zien of het een mannetje of een vrouwtje is. Als het breed en rond is, dan is de krab een vrouwtje. Het lijkt een beetje op een bijenkorf. Daar houdt ze de eieren onder. Een krab met een smal, spits, driehoekig achterlijf, in de vorm van een vuurtoren, is een mannetje. Die heeft daar twee piemels onder zitten, eentje links en eentje rechts. Eigenlijk zijn het omgebouwde pootjes.

Het gebeurt wel eens dat ze een poot verliezen, maar niet getreurd, deze groeit gewoon weer aan. Dit soort kan wel 5x per jaar eieren leggen, dit in tegenstelling tot de Nederlandse strandkrabben die dit maar 1 keer per jaar doen.

Men was bang dat deze uitheemse soorten onze inheemse strandkrab zou verdringen, maar gelukkig gedijen ze goed naast elkaar. 

De Blaasjeskrab is dus een blijvertje!


Knikkende distel op Neeltje Jans

Vanmiddag Neeltje Jans bezocht om de broedende zilvermeeuwen te fotograferen. Het oude werkeiland van waaruit de Oosterscheldekering is opgebouwd vormt een pareltje in de Zeeuwse natuur. Ruig, ongecultiveerd, industrieel en vol in de wind. Zeldzame vogels en rode-lijst planten zijn hier te vinden. De dwergstern broedt er en je vindt er de Gele hoornpapaver. Over deze laatste schreef Thessa de Boer al eerder op deze site. Aan het uiterste zuidwesten van het (voorheen) eiland had zich in een gaatje in het bitumen deze “gewone” Knikkende distel een bestaan weten te verwerven. Tegen de zoute en volle zeewind volgroeid en trots getooid met bloemen in 3 fasen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Oorlogstuig en watergekletter

Knotswier, zeeraket, kogelkwal, messchede, zwaardschede, pijlinktvis, zeepijl, wapenworm, pijlstaartrog, harnasmannetje, dodemansduim en bloedrode zeezuring….

Wat betreft de namen die we voor allerlei organismen in zee hebben verzonnen, kan het niet op.

Onze verbeeldingskracht wordt blijkbaar gevoed door drang naar kolonisatie, instincten en overleving. Wellicht zijn we niet zo geweldloos als we denken en zit het “oorlogje voeren” gewoon in ons bloed.. Door te evolueren passen we ons voortdurend aan, als de omstandigheden veranderen. Evolutie staat voor verandering en dat gaat meestal niet zonder slag of stoot.

Ook bij de planten en dieren zie je de drang tot overleven en kolonisatie. Allemaal hebben ze mogelijkheden ontwikkeld om op hun manier de strijdt aan te gaan.

-Het kleine en “tere” porseleinkrabbetje met forse wapenuitrusting-

Of het nu atletisch vermogen is of gif, klauwen of ander wapentuig.., het voortbestaan van de soort staat voorop!

Alle soorten die nu bestaan zijn dus succesvol gebleken in hun strijd om te overleven. Daar horen wij dus ook bij.


Nogmaals die kl…. mantelmeeuw

Weer eens een bezoek gebracht aan de kolonie van de kleine mantelmeeuw. In een kleine twee weken is er veel geschied. Was het merendeel van de meeuwen nog aan het broeden en waren er slechts hier en daar wat kuikens te bekennen, nu lijkt het een jeugdkamp met opgeschoten jongeren. Te klein voor het tafellaken en bijna te groot voor het servet. Het dons wordt al vervangen door de eerste veren van het juveniele kleed. Slungels met lichamen die nog niet in proportie zijn. Kleine hoofden, grote poten en onhandige bewegingen.

De oudere meeuwen zien er vermagerd uit. Het energieverslindende voortplantingsproces en het voortdurend aanslepen van voedsel gaat zijn tol eisen. Smalle koppies en minder volle lijven. ’t zal nog even duren voordat het kroost ook figuurlijk op eigen benen kan staan.


Ook de zee heeft zo haar grenzen.

Ergens moet je een lijn trekken, dacht de zee en nam wat van haar spulletjes mee… Hiermee “merkte” ze de zilte grens van haar bestaan.

Op deze manier laat de zee een afdruk van de vloed na op het strand: het vloedmerk, de vloedlijn of de hoogwaterlijn.

Als het hoog tij is bereikt, blijft de waterstand even op het zelfde niveau en kunnen zand, schelpjes, wieren en andere zaken bezinken en achterblijven als het tij weer afneemt.

Omdat het funcioneren van eb en vloed afhankelijk is van de stand van de aarde ten opzichte van de zon en de maan, varieert de plaats van de vloedlijn per keer. Tijdens volle maan en nieuwe maan “trekken” de maan en de zon wat harder aan het water en is het effect van eb en vloed groter dan tijdens halve maan. Wanneer het verschil tussen eb en vloed het grootst is, noemen we dit “springtij”.

Tijdens de hele maan cyclus neemt het verschil tussen hoog en laag dus toe en weer af. Maar ook de windrichting heeft invloed op de hoogte van het water. Daarom zie je meerdere hoogwaterlijnen op het strand.

-vloedlijnen-

De hoogwaterlijn is een verzameling van aangespoelde zaken en haar aantrekkingskracht is groot. Niet alleen voor nieuwsgierige lui zoals ik, maar ook vogels, insecten en kreeftjes vinden hier hun voedsel. Zo kom je nogal wat wiervliegen en zandvlooien tegen als je in het vloedmerk snuffelt.

De verzameling spulletjes die de zee op het strand achterlaat, bevat helaas ook nogal wat menselijk afval. Gisteravond kwamen we weer wat achtergelaten/verloren vistuig tegen. Gelukkig had ik mijn schoenen aan..!

hengeldraad met haak

De vloedlijn is dus ook een interessante afspiegeling van wat er zich zoal in onze zee bevindt.

Ik loop er altijd even langs, je weet maar nooit……


Duizenden nachtlichtjes in zee

Al in het voorjaar begonnen de ‘zomerse’ weken én nog steeds is de kans groot dat je langs onze Nederlandse kust, in zee felblauwe golven en oplichtende sterretjes in zee kan zien. Als voor het eerst met eigen ogen ziet, ben je sprakeloos… Het is Zeevonk!

Dit magische natuurverschijnsel wat lastig ’te vangen’ is met een camera, laat zich in onderstaand filmpje enorm spectaculair zien. Dit filmpje op YouTube is van een paar jaar geleden op Terschelling. Geniet mee!

Flitsend nachtlichtje
Maar wát is het nou? De officiele naam van dit bolvormig, ééncellig organisme is Noctiluca scintillans, wat letterlijk ‘flitsend nachtlichtje’ betekent. Het is de naam voor een algje dat eruit ziet als een klein doorzichtig ballonnetje, met een staartje aan de achterkant. Diameter 0,5 tot 1 millimeter, dat is uitzonderlijk groot voor een alg. Veel andere soorten microscopisch kleine algen – zijn namelijk tien tot honderd maal kleiner.

Het oplichten lijkt een soort schrikreactie, maar in werkelijkheid is het een beschermingsmechanisme. Dit flitslicht werkt als een soort anti-inbraak alarm, de algen brengen vissen of andere roofdieren in de war door het oplichtend fenomeen.

Zeevonk is dus een algensoort valt onder de pantserwieren, een groep eencelligen waarvan we niet zo goed weten of het planten of dieren zijn. Zeevonk heeft geen bladgroen om met behulp van zonlicht voedsel te maken, en dus moet hij andere organismen eten om te leven. Dat is een dierlijk kenmerk. Zeevonk leeft onder meer van kleinere planktonplantjes en -diertjes en visseneitjes. Opgegeten algencellen kun je zelfs als groenige vlekjes zien wanneer je het onder een microscoop bekijkt. Die opgegeten algencellen kunnen de zeevonkcel voor een tijdje van voedsel voorzien.

Worteltjespigment
Zeevonk kan tot massale bloei komen: het zeewater ziet er overdag dan zalmroze uit. Dat komt door de aanmaak van het ”worteltjes pigment’ caroteen. Als zeevonk in een stadium komt waarin hij caroteen aanmaakt, geeft hij ’s nachts geen licht meer.

Een paar tips om Zeevonk te spotten, ga kijken als:
🔹️het lekker warm is geweest
🔹️er geen tot weinig wind is (oosten wind is het best)
🔹️het echt donker is (na 12uur)
🔹️het water in beweging komt

Ga uiteraard alleen als alle omstandigheden in deze tijd het toelaten, denk aan de veiligheid van jezelf en anderen.


fotocredit: Abdelhamid Attaghzaoui (zeevonk ‘s-Gravenzande), M. Sampayo, via Wikimedia (de algen van dichtbij) en Ecomare (bloeiende zeevonk)