All posts by Ad 't Hart

Poortwachters

Ze blijven tot mijn favoriete meeuwen behoren: stormmeeuwen. Meermalen heb ik er al over geschreven en ook nu zal het niet de laatste keer zijn. Deze twee fungeerden als poortwachter bij het beschermde broedgebied op de Neeltje Jans. Op grond van hun vriendelijke koppies zou je deze meeuwen niet in zo’n functie verwachten. Een kille meeuw met een onsympathiek hoofd zoals de zilvermeeuw is hier meer toe geĆ«igend. Dat terzijde. Vanzelfsprekend heb ik het gebied niet betreden. Zelfs op het pad er naar toe werd ik al aangevallen door zilvermeeuwen. De stormmeeuw, ik blijf hem promoten. Tot nu zonder succes. In mijn kennissenkring wordt er zonder veel enthousiasme op gereageerd met een technische opmerking van ” o die met die groene poten” en men gaat over tot de orde van de dag. Maar ik geef het niet op, herhaling is tenslotte de kracht van de reclame. Ze zijn zo fraai, het smetteloze wit, het blauwgrijs, de grijsgroene poten, het mooie koppie en het toefje karmozijn rood rond de ogen en in bek…….


Kijk, ik kan het ook op 1 pootje!

Kustvogels zie je bij koud weer vaak op 1 poot staan. Vooral wanneer ze in ruststand zijn. Als verklaring wordt gegeven dat dit onnodig warmte- en dus energieverlies voorkomt. Met name in het najaar en de winter staan deze vogels in het koude water of vol in de gure wind en dan verlies je met 1 pootje in de buitenlucht minder energie dan met twee. Maar vanmorgen vroeg zag ik deze scholekster bij ruim twintig graden in de houding staan die ik hem alleen toedacht onder minder zomerse omstandigheden. Geactiveerd door mijn komst vloog hij op om 10 meter verder op een meerpaal dezelfde houding aan te nemen. Het blijkt een normale ruststand te zijn die niet alleen gepraktiseerd wordt bij lage temperaturen. Het lijkt vermoeiend, alle gewicht op 1 poot en dan nog de juiste balans vinden. Wij mensen doen dit ook alleen minder extreem. In ontspannen toestand staan we op ons “spilbeen” en ondersteunen deze dan nog in lichte mate met ons ontspannen “speelbeen”. Maar we leggen het af bij deze scholekster. Wel geruststellend dat ondanks mijn aanwezigheid hij toch weer in de relax modus schoot.


Knikkende distel op Neeltje Jans

Vanmiddag Neeltje Jans bezocht om de broedende zilvermeeuwen te fotograferen. Het oude werkeiland van waaruit de Oosterscheldekering is opgebouwd vormt een pareltje in de Zeeuwse natuur. Ruig, ongecultiveerd, industrieel en vol in de wind. Zeldzame vogels en rode-lijst planten zijn hier te vinden. De dwergstern broedt er en je vindt er de Gele hoornpapaver. Over deze laatste schreef Thessa de Boer al eerder op deze site. Aan het uiterste zuidwesten van het (voorheen) eiland had zich in een gaatje in het bitumen deze “gewone” Knikkende distel een bestaan weten te verwerven. Tegen de zoute en volle zeewind volgroeid en trots getooid met bloemen in 3 fasen.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Nogmaals die kl…. mantelmeeuw

Weer eens een bezoek gebracht aan de kolonie van de kleine mantelmeeuw. In een kleine twee weken is er veel geschied. Was het merendeel van de meeuwen nog aan het broeden en waren er slechts hier en daar wat kuikens te bekennen, nu lijkt het een jeugdkamp met opgeschoten jongeren. Te klein voor het tafellaken en bijna te groot voor het servet. Het dons wordt al vervangen door de eerste veren van het juveniele kleed. Slungels met lichamen die nog niet in proportie zijn. Kleine hoofden, grote poten en onhandige bewegingen.

De oudere meeuwen zien er vermagerd uit. Het energieverslindende voortplantingsproces en het voortdurend aanslepen van voedsel gaat zijn tol eisen. Smalle koppies en minder volle lijven. ‘t zal nog even duren voordat het kroost ook figuurlijk op eigen benen kan staan.


De kolonie van de kleine mantelmeeuw: een doorsnee dag

In de kolonie van de mantelmeeuwen gaat het leven gewoon door. Deze twee meeuwen nemen hun verantwoordelijkheid en leggen de basis voor het voortbestaan van de groep, althans ondernemen een poging. Een tweede leg, nieuwe start na een mislukt eerste nest? ‘t zal waarschijnlijk een verlate poging zijn, een tweede leg is niet aannemelijk gezien de langere periode van vliegvlug worden bij meeuwen.

Zijn deze twee meeuwen laat, een andere koloniegenoot was er vroeg bij en gaat al op stap met 3 jongen, een succesvol nest. Even verderop ligt nog een meeuw te broeden op een paar eieren met al 1 kuiken dat om aandacht vraagt. En dat alles op een 6 meter afstand van elkaar.


Het is een kluutje…

Zet een aantal jonge vogeltjes bij elkaar nog voordat ze hun “juveniele” kleed hebben ( het eerste complete verenkleed waarin een jonge vogel vliegvlug wordt) en probeer ze dan te determineren. Valt lang niet altijd mee. Eentje springt er uit met zijn lange poten en zijn opkrullende snaveltje. Met name door dat laatste zal je hem niet snel missen: de kluut. Een hele fraaie steltloper die we aan onze kust kunnen aantreffen, wadend op zijn lange poten door het ondiepe water op zoek naar voedsel. Met zijn indrukwekkende snavel tast hij de bovenlaag van de bodem af en zeeft hij de larven, wormpjes en insecten uit het sediment. En inderdaad, de enige steltloper met zo’n opkrullende lange snavel.

Met zo’n 6000 broedparen is het een minder algemene broedvogel van de kust en de rivieren. Het merendeel trekt in het najaar weg naar Zuidwest-europa en Noordwest-Afrika. Een aantal blijft ook achter in Nederland in de winter. Voor wat betreft het jong: let op de stevige poten. Deze groeien als eerste naar een volwassen proportie om de groei van het lichaam te kunnen opvangen. Net zoals bij mensenpubers waarbij de voeten en handen ook als eerste volgroeien. Uit oogpunt van stabiliteit een logische volgorde.


Kolonie van de kleine mantelmeeuw: de eerste kuikens

Half mei waren de meeuwen volop bezig met paren, nestelen en broeden. Een enkeling was voor op dat schema en zat al volop in de luiers”. Voordeel van een spreiding in het broedschema binnen een kolonie is dat overlevingskans van de groep toeneemt. De impact van een storm kan voor een kuikens veel groter zijn dan voor een ei. Een overstroming daarentegen kan door een groot jong worden overleefd, terwijl een klein dier of een ei kansloos is.


Kolonie van de kleine mantelmeeuw: de locatie

We kondigden het al aan dat we de komende weken de kolonie van de kleine mantelmeeuw wilden gaan volgen in de periode van nestelen, broeden en opvoeden. Zo’n 25.000 paar, 25% van de Nederlandse populatie bivakkeert deze maanden op de Maasvlakte tussen de tanks en de loodsen. Een in onze ogen desolate omgeving blijkt voor deze meeuwen een ideaal oord voor de voortplanting. Oorspronkelijk duinbroeders, hebben ze de afgezette stukken gras tussen de tanks als goede, rustige broedplaats weten te waarderen. Zo goed zelfs, dat deze kolonie de grootste van Nederland is geworden.

De ligging is natuurlijk fantastisch, zo dicht bij het water. De kleine mantelmeeuw richt zich voor hun voedsel minder op de steden, maar trekt traditioneel nog veel naar zee om te foerageren. Een kleine trip vanaf hier. Aan het water, veel groen, ruimte, rust en wat authentieke bouwwerken, zo kan men in de vakantiefolder deze plek verkopen. Wij zouden ons bij aankomst met tent of caravan bekocht voelen. Voor de kleine mantelmeeuw is het echter een top locatie!


Tussenstop

Een zonovergoten dag begin mei. Een zwerm vogels vloog paralel aan de kust van de Maasvlakte, met een plotselinge zwenk zette het koers naar het strand. Veel, heel veel vogels, zeker 500 beestjes. Binnen luttele seconden waren ze allemaal geland, iets boven de waterlijn. Voor een argeloze voorbijganger nauwelijks opvallend door de gedekte kleur van het verenkleed die hen deed wegvallen tegen het natte, donkere zand, de schelpen en het zeeschuim . Dicht op elkaar gepropt, uitrusten, opwarmen en daarna eten. Mijn kamera had er moeite mee, scherpstellen van grote afstand op zo’n grote beweeglijke massa.

Drieteenstrandlopers waren het, heel veel drietenen. Erg leuke vogeltjes die een strandwandeling altijd tot een genot maken. Op weg van de westkust van Europa en Afrika naar Groenland en Noordoost-Canada om te broeden . Tussenstop in Nederland om op te vetten. Eind mei in vrijwel 1 ruk door naar de eindbestemming. Waarom zo’n lange reis en niet gewoon hier gebleven? Wordt wel verklaard uit het langere daglicht in het arctisch gebied dat meer tijd biedt om voedsel te zoeken en dus meer kans geeft op een succesvol nest.


Hoe zwart is een aalscholver?

Vraag een willekeurige landgenoot naar de kleur van een aalscholver is en hij zal zeggen: hoofdzakelijk zwart. Iemand die wat meer openstaat voor de natuur zal er nog een toefje geel bij doen en iets mompelen over wit en bruin bij juvenielen. Weinigen zullen echter het rijke bronsgekleurde schubpatroon van de rug en de vleugels noemen dat onder invloed van het licht kan veranderen van bruin naar groen. Wanneer dan overgoten door de stralende zon dit exemplaar ineens het camerabeeld binnenkomt is afdrukken de enige juiste reactie. Iedereen die deze foto ziet en dit stukje leest weet vanaf nu dat een aalscholver heel mooi en maar beperkt zwart is. Nu maar hopen dat veel mensen dit lezen, anders wordt mijn zendingswerk wel een langdurig project.