Archives juni 2021

Schoon in de luier…

Schoon in de luier, lelijk in de sluier. Of is het net andersom. In het geval van bergeenden gaat dit niet op, het zijn en blijven fraaie vogels. Jonge bergeendjes worden door iedereen als betoverend ervaren. Zeker aandoenlijk als je er meerdere van bij elkaar ziet hetgeen in het geval van de bergeend nogal eens kan voorkomen. Grote nesten die dan net zoals bij ganzen in een crèche gestopt kunnen worden. Een paar moeders ontfermen zich dan over een schare jongen, soms wel meer dan 20. Hier was dit niet het geval, een koppeltje met 3 jongen die op het wad moeite hadden de ouders bij te houden tegen de stroming in.

Even verderop aan de binnenkant van de dijk in een plasje onderstaande jongen van een meerkoet. De lelijkste kuikens die ik ken. Voor hen geldt het spreekwoord in de andere volgorde, op een volwassen meerkoet valt weinig aan te merken.


Slimme graspiepers

Op de fietstocht door de weilanden van Terschelling waren de paaltjes druk bezet. Naast weidevogels waren graspiepers sterk vertegenwoordigd en opvallend, veldleeuweriken ondervertegenwoordigd. Mijn referentiekader is gevormd door de natuurgebieden van Voorne en Goeree waar de laatste soort nog veelvuldig te horen en te zien is. De boswachter op de Boschplaat bevestigde dit beeld, graspiepers in overvloed en veldleeuweriken schaars.

Nu naar de graspieper op het prentje. Geen opvallend vogeltje, maar in zijn eenvoud mooi. Op diverse paaltjes zaten ze, vrijwel alle met een aantal insecten in hun snavel. Je zou haast zeggen: “veeg je bek eens af”. Mogelijk bleef de buit plakken. Bij nader bestudering bleek dat wanneer het gevaar geweken was, de piepers het hoge gras indoken naar het nest om de jongen de buit te voeren. Het paaltje was een tussenstop en een laatste veiligheidscheck op weg naar het kwetsbare kroost. Het leverde wel veel “pieper met insecten”prentjes op, al fietsend zo geschoten.


Drenkelingenhuisje gekraakt

Aan de noordzijde van Terschelling op het strand van de Boschplaat staat een drenkelingenhuisje dat lang geleden dienst deed als schuilhut voor schipbreukelingen en gestrande zeelui. Vroeger was de Boschplaat door een geul gescheiden van Terschelling en had zo’n toevluchtsoord betekenis.

Het karakteristieke baken op het strand is vorige eeuw herbouwd als exacte kopie van het oude huisje dat zelf bij een storm ten onder is gegaan. In het harnas gestorven. In de huidige tijd is de oorspronkelijke functie overbodig geworden door veiliger schepen, gps, snelle reddingsboten etc. Nu fungeert het slechts nog als baken op het strand voor de wandelaar die vanaf de laatste duinovergang bij Oosterend zich een pittig doel wil stellen . Zo’n 6 km over het strand heen en ook weer terug om een markant punt te bezoeken en even het toevluchtsoord te ervaren. Ideaal bij lekker wandelweer. De echte uitdaging is dit te doen bij striemende regen en noordoost windkracht acht tegen, schuilen krijgt dan betekenis.

Gezien de foto boven behoorden we tot de eerste categorie mooi weer wandelaars. Maar toch, je bereikt het punt en hebt dan de onweerstaanbare drang even een blik in het gebouwtje te werpen. Het pandje bleek bezet…..

Een koppeltje boerenzwaluwen was hier aan het nestelen. Totaal onverwachts maar ook wel weer logisch. Als zwaluw zoek je een rotswand om je nest onder te bouwen, in Nederland zijn dat dakgoten of overkappingen en op de Boschplaat is dat dan bij gebrek aan beter het drenkelingenhuisje. Terwijl buiten de partner aan het jagen was hield deze zwaluw onverstoorbaar de wacht onder het nest. Vermoedelijk gewend aan zo nu en dan bezoek van een afgematte wandelaar die z’n hoofd naar binnen steekt om dan netjes deze krakers hun rust te gunnen.


Gewoner dan gewoon

Twee kleine mantelmeeuwen zitten aan de rand van de weilanden op de uitkijk. Aan het kleed van de rechter te zien nog vrij jonge exemplaren die nog niet belast zijn met de zorgen van een nest jongen. Vanaf hun paaltjes op de uitkijk, niet naar dreiging maar naar kansen op een te verschalken kuiken. Overigens leek de predatie door roofvogels en meeuwen en kraaien beperkt door het assertieve en alerte gedrag van de weidevogels. We zagen kiekendieven het hazenpad kiezen belaagd door scholeksters en tureluurs. Vossen ontbreken op het eiland.


Lepelaars

Laten we de dag maar eens positief beginnen. Het gaat goed met de lepelaar in ons land. Deze wonderschone grote vogel is voor ons inmiddels gewone kost geworden. Vrijwel overal waar water te vinden is kan je hem tegen komen. Op afstand nog wel eens te verwarren met de grote zilverreiger, maar behoudens kleur, grootte en biotoop zijn er geen overeenkomsten. Houding op de grond en in de lucht zijn wezenlijk anders.De lepelaar vliegt met rechte hals en staat voorovergebogen, de reiger vliegt met gebogen hals en staat meer recht op. Het laatste hangt samen met het andere voedselpatroon en fourageertechniek .

In het ondiepe water op het wad stond dit groepje met hun lepel het voedsel uit het water te zeven. Op Terschelling en op de andere waddeneilanden broeden grote aantallen lepelaars, in het totaal ca 2000 broedparen op de wadden. Daarnaast ruim 1000 paar in de Delta met als hot spots het Quackjeswater en het Markiezaat en om het compleet te maken ca 1000 in de rest van Nederland ( Sovon 2019). En dan te bedenken dat in 1970 het aantal in ons land slechts 170 broedpaar bedroeg, de oerkolonie in het Naardermeer. Deze kolonie is verjaagd door de komst van de vos die aan de bakermat zou staan van de verspreiding over het hele land en daarmede de groei. Ook het grotere aanbod van ondiepe schone plassen met meer voedselaanbod zou bevorderend hebben gewerkt.

Vanuit Nederland zijn nu ook kolonies aan het ontstaan in Engeland, Duitsland en Frankrijk. Het land voor de lepelaar in Noordwest-Europa blijft echter Nederland, net zoals voor de grutto.

En wil je ze op kleine afstand van elkaar zeker kunnen waarnemen, dan is Terschelling een ideale plek.


Ondertussen op het Wad…..

Een groepje steenlopers was aan het voedsel zoeken op de basaltblokken aan de rand van het wad. Door het hoge water naar de kant verdreven kwamen ze makkelijk in het vizier. Hoewel, ondanks hun opvallende zomerkleed waren ze moeilijk te onderscheiden tegen de met pokken en resten wier in verschillende kleuren beklede ondergrond. Het fraaie opvallende veren kleed bleek een geraffineerde dekmantel te vormen.

Steenlopers in juni zijn zeldzaam. In de wintermaanden verblijven er ca 5000 exemplaren in ons land, in de trektijd in de nazomer en het voorjaar kunnen het er wat meer zijn wanneer de doortrekkers van/naar Afrika hier langskomen. De broedvogels uit Canada en Groenland overwinteren in West-Europa, de vogels uit Scandinavië en Rusland in Afrika. In juni is het aantal in ons land beperkt tot wat achterblijvers. Broeden doen ze hier niet.

Buitenkansje als je ze dan onverwachts te zien krijgt in het prachtige zomerkleed. Onderstaand de meer ingetogener getooide dames.


Maaibeleid

In het veld met de grutto’s zat ook een paartje scholeksters met jongen die zich goed gedekt hielden in het lange gras. Kreten van de oude vogels die rondvlogen of toezicht hielden vanaf eilandpaaltjes. Op heel Terschelling was het een kakofonie van vogelgeluiden waarbij de scholekster de boventoon voerde. Op zijn geluid afgaand “tepiet,tepiet” is de streeknaam Bonte Piet passender dat de officiële naam Scholekster.

‘s avonds op de terugweg van een rondje eiland nog door de weilanden gefietst. Een boer was met grote snelheid het gras aan het maaien. De nog niet vliegvlugge jongen hadden geen schijn van kans…..

Navraag naar het maaibeleid leerde dat dit volledig aan de boer is, dat een aantal boeren half juni of 1 juli aanhouden (al dan niet gesubsidieerd) en dat men het weiland wel inspecteert vooraf op nesten.De snelheid waarmee de tractor rondreed gaf echter weinig hoop.

De volgende dag nogmaals het perceel bezocht, en tot opluchting trof ik bovenstaande bonte pieten in het veld naast het gemaaide. Op de kale vlakte waren overigens een aantal veilige havens gecreëerd in de vorm van niet gemaaide plekken waar de jongen naar toe hadden kunnen vluchten. Hopen maar dat dit gewerkt heeft. Of het koppeltje met jong van dag twee hetzelfde was als van de dag ervoor laat zich raden. Het is moeilijk een scholekster en een bonte piet uit elkaar te houden.


Wie kijkt naar wie?

Soms komen we op het strand na een melding en blijkt de gestrande zeehond helemaal niet in problemen te zijn.

Vooral tijdens hoog water, als de zandplaten onder water staan, wil een zeehond nog we eens op het strand gaan liggen om te kunnen rusten.

Lekker even opdrogen om makkelijker te kunnen verharen of gewoon een beetje chillen.

Ook nu was dit het geval en de gemelde zeehond lag ontspannen achter de vloedlijn te kijken naar het oploopje wat zijn verschijning had te weeg gebracht.

Af en toe op de zij en de achterflappen net boven water, lag het dier nieuwsgierig te kijken naar de tweebenige snuiters met hun kleurige vachtjes om het lijf.

Gelukkig bleef iedereen op afstand en konden we ons verwonderen over elkaar.


Gulzige blik

‘s middags op het strand kwam ik hem weer tegen, mijn bekende zilvermeeuw. Duidelijk gewend om te gaan met bezoekers en altijd uit op voedsel. Meeuwen zijn echte schrokoppen. Iedere calorie die ze kunnen bemachtigen pakken ze. Voedsel is noodzakelijke brandstof en die kun je niet laten liggen.

Normaal als je een meeuw wat eetbaars toewerpt wordt het uit de lucht gegrist voordat het de grond raakt. Deze meeuw nam er echter de tijd voor. Uit zijn blik sprak een smachtend verlangen, maar iets weerhield hem toe te slaan.

Misschien in zijn jeugd geleerd niet eten aan te nemen van vreemde mannen. Je weet nooit wat de bedoelingen zijn zal z’n moeder hem geleerd hebben. In dit geval klopte dat ook. Een kamera lag klaar om een opname te maken van het moment dat hij toe zou slaan. Snode plannen om daarmee zijn portretrecht te schenden.

Uiteindelijk overwon de meeuw zijn schroom en pikte het korstje brood weg. Die opname heb ik discreet weggegooid, maar zijn gulzige blik wilde ik u niet onthouden.


Nogmaals de Grutto

In 2015 werd na een oproep van het radioprogramma Vroege Vogels in samenwerking met de Vogelbescherming de Grutto uitgeroepen tot nationale vogel, in veel landen een bekend begrip. De uitkomst van de oproep is een goede keuze, de grutto is voor de stoffering van ons weidelandschap de krent in de pap. Omgekeerd is Nederland van cruciaal belang voor de populatie van de grutto. Een enquête onder de grutto’s zou Nederland de titel op kunnen leveren van “Grutto’s Natie”.

Hoe zit het? Zo’n 80% van de grutto’s in Europa broedt in ons land. Vanaf februari/maart tot eind augustus zijn ze hier aanwezig. Overwintering vindt plaats in Afrika met Portugal als belangrijke tussenstop op hun reis. Dit laatste land vormt met Nederland een kritische schakel in de keten. Gelukkig is een aanslag op hun pleisterplaats aan de Taag door de Portugese rechter dit voorjaar voorkomen door de uitbreiding van het vliegveld aldaar (voorlopig) te blokkeren. Dit aanhangig gemaakt door milieuorganisaties in dat land. We maken vorderingen in Europa.

Maar Nederland heeft ook veel huiswerk te doen. Het aantal broedparen is in 50 jaar gedaald met 80.000 tot zo’n 40.000, vnl door inperking van het areaal natte graslanden en het maaibeleid. Een dit voorjaar gestarte petitie van de Vogelbescherming om meer geschikte gebieden voor de broedende grutto’s te creëren leverde 86.000 handtekeningen op. De petitie is inmiddels aangeboden aan de Tweede Kamer. Als voorbeeld van een geschikt gebied geldt de Eempolder waar men een goede strategie heeft ontwikkeld die succes lijkt af te werpen,natte weilanden, afspraken met boeren over maaien. (Op youtube is een interessante rapportage hierover te vinden van Vroege Vogels)

Belangrijke broedgebieden in ons land zijn de lager gelegen weilanden in Zuid- en Noord-Holland, Kop van Overijssel, Friesland en Groningen en Ameland, Schiermonnikoog en Terschelling (info Sovon). Laat nu op dat laatste eiland deze foto afgelopen week gemaakt zijn. De populatie van de grutto is een graadmeter van onze verantwoordelijkheid tav het milieu. Mooie gedachte als U deze schoonheid ziet.